(1) Tyrannius Rufinus van Aquileia, christelijk schrijver, geboren ca. 345 te Concordia bij Aquileia, gestorven 410 te Messina.
(I) Leven. R. maakte zijn studies te Rome, waar hij Hieronymus leerde kennen. Naderhand werd hij in een klooster te Aquileia gedoopt en leefde hij enige tijd als monnik. In 372 begeleidde hij Melania de Oude naar Egypte. In Alexandrië volgde hij enkele jaren de lessen van Didymus de Blinde, die hem in Origenes' werken inleidde. In 378 volgde hij Melania naar Jeruzalem, waar hij als monnik op de Olijfberg verbleef en tot priester gewijd werd. De goede verstandhouding met Hieronymus werd vertroebeld doordat beiden betrokken raakten bij een te Jeruzalem ontstane twist rondom Origenes' leer. Het conflict kon worden bijgelegd, maar nadat R., in 397 naar Italië teruggekeerd, een vertaling van Origenes' De principiis in het latijn vervaardigd had, waarin de afwijkende leerstellingen van Origenes weggelaten waren, ontstond een nieuwe onenigheid, die aanleiding werd tot het ontstaan van een reeks wederzijdse schotschriften. R. ontliep ternauwernood een officiële veroordeling.
In 407 door de inval van de Westgoten uit Aquileia verdreven, vluchtte hij naar het zuiden. De betekenis van R. berust vooral op zijn vertalingen van griekse werken in het latijn, die nodig geworden waren door de grotendeels verdwenen kennis van het grieks in het Westen.
(II) Werken.
1. Vertalingen. Voor de talrijke geschriften van Origenes die R. vertaald heeft, zie Origenes.Bovendien vertaalde R. het eerste boek van Pamphilus' Apologie voor Origenes; als aanhangsel voegde hij een verhandeling toe De adulteratione librorum Origenis (De vervalsing van de boeken van Origenes). Van Eusebius van Caesarea vertaalde R. de Kerkgeschiedenis, waarbij de tien boeken tot negen gereduceerd werden, maar twee nieuwe werden toegevoegd. Van Basilius de Grote vertaalde hij twee monnikenregels, negen redevoeringen en Epistula 46, van Gregorius van Nazianze eveneens negen redevoeringen. Van zijn verdere vertalingen verdienen vermelding de Pseudo-Clementinae, de dialoog De recta in Deum fide van een anoniem auteur, de spreuken van Euagrius Ponticus en een christelijke bewerking van de Sextus-spreuken.
2. Eigen geschriften. In 400 schreef R. een verdediging
voor het feit dat hij niet verschenen was
voor een romeinse synode in verband met de twisten
rondom Origenes (Apologia ad Anastasium Romanae
urbis episcopum), in 401 naar aanleiding van
Hieronymus' volledige vertaling van Origenes' De
principiis een Apologia (invectiva) in Hieronymum.
Door de Catechesen van
Cyrillus van Jeruzalem
is beïnvloed zijn Commentarius in symbolum
Apostolorum. Verder schreef hij De benedictionibus
patriarcharum in twee boeken.
Lit. Uitgaven: MPL 21. GCS 9, 29, 30, 33. De 9 redevoeringen
van Gregorius door A. Engelbrecht (CSEL 46, Wien 1910).
M. Simonetti, Rufini Aquileiensis Apologia (Alba 1957). Id.,
Tyranni Rufini Opera (CC, Series latina 20, Turnhout 1961).
B. Rehm/F. Paschke, Die Pseudo-Klementinen Jl: Rekognitionen,
in Rufins Übersetzung (GCS 51, Berlin 1965). V.
Buchheit, Tyranni Rufini Librorum Adamantii Origenis adversus
haereticos interpretatio (Studia et Testimonia 1, München
1966). M. Simonetti/H. Rochais, Rufin, Les bénédictions
des patriarches (SC 140, Paris 1968). - G. Bardy (DTC 14,
153-160). Bardenhewer 3, 549-558. - J. Brochet, Saint Jérôme
et ses ennemis (Paris 1906). J. E. Oulton, Rufinus' Translation
of the Church History of Eusebius (JTS 30, 1929, 150-174).
H. Hoppe, Griechisches bei R. (Glotta 26, 1937, 132-144).
M. Stenzel, R. von Aquileia tind die Bibel 1 (Freiburg LB.
1941). M. M. Wagner, R. the Translator. A study of his
theory and his practice as illustrated in bis version of the
Apologetica of St. Gregory Nazianzen (Patristic Studies 73,
Washington 1945). F. X. Murphy, R. of Aquileia (ib. 1945).
Id., Sources of the Moral Teaching of R. of Aquileia (Studia
Patristica 6 = TU 81, Berlin 1962, 147-154). [Bartelink]
(2) Rufinus,
latijnse grammaticus uit de 5e eeuw nC, die
zich in het bijzonder toelegde op metrische kwesties.
Bewaard gebleven zijn een redelijk aantal fragmenten
van zijn Commentum in metra Terentiana
(Commentaar op de metra van Terentius) en van
een verhandéling De compositione et de metris oratorum
(De opbouw en de metrische schema's bij
redenaars), een der bronnen voor onze kennis van
het latijnse prozaritme
(Latijn, VI).
Lit. Uitgave: G. Keil, Grammatici Latini 6 (Leipzig 1923 =
Hildesheim 1961) 554-578. - GRL 4, 2, 213v. [Brouwers]