Origenes

Origenes (Ὠριγένης), invloedrijk, uiterst vruchtbaar oudchristelijk auteur (geboren ca. 185 waarschijnlijk te Alexandrië, gestorven in 253 te Tyrus), als groot geleerde de belangrijkste vertegenwoordiger van de alexandrijnse school.

(I) Leven. De voornaamste bronnen voor O.' leven zijn het 6e boek van Eusebius' Kerkgeschiedenis en de Afscheidsrede van zijn leerling Gregorius Thaumaturgus. O. moet een zorgvuldige opleiding hebben gehad zowel in de Schrift als de profane wetenschap. In 202 tijdens de vervolging van Septimius Severus stierf zijn vader Leonidas de marteldood. Omdat zijn familie in moeilijke omstandigheden raakte, ging O. lessen geven. Hij maakte spoedig school. Na het vertrek van Clemens van Alexandrië kwam O. aan het hoofd van de christelijke school van Alexandrië te staan (van 203 tot 231), waar hij veel leerlingen kreeg. Hij maakte verschillende reizen, o.a. naar Rome, Arabië en Palestina. Moeilijkheden rondom zijn priesterwijding deden O. in Palestina blijven, waar hij te Caesarea een nieuwe school stichtte. In de bibliotheek van deze plaats was het voornaamste deel van zijn werk bijeengebracht. Ca. 244 debatteerde hij met de monarchianistische Beryllus van Bostra. Tijdens de vervolging van Decius werd O. gefolterd. Hij stierf in 253 te Tyrus.

(II) Werken. Volgens Hieronymus zou O. tweeduizend verhandelingen hebben geschreven. Een rijke vriend, Ambrosius, stelde hem stenografen en kopisten ter beschikking. Van O.' werk is slechts een gedeelte in het grieks bewaard gebleven, daarnaast een aantal werken in latijnse vertaling (Rufinus, Hieronymus). De overlevering van zijn geschriften heeft zeer geleden onder de controverses over de orthodoxie van het origenisme.

Het grootste gedeelte van O.' geschriften is aan de bijbel gewijd. Men kan hem als de grondlegger van de bijbelwetenschap beschouwen. Zijn Hexapla (Zesvoudige bijbel) vormde een poging om een kritische bijbeltekst vast te stellen. In 6 paralielle kolommen vond men er de hebreeuwse tekst in hebreeuwse letters, dezelfde in griekse letters, de griekse vertalingen van Aquila, Symmachus, de LXX (met kritische tekens) en Theodotion. Dit geweldige werk is slechts fragmentarisch bewaard (Bijbel II. A. 5. b).

De exegetische werken vallen uiteen in drie categorieën: homilieën, commentaren en scholia. Van de laatste heeft men fragmenten in de Catenae en de Philwalia (door Basilius de Grote en Gregorius van Nazianze samengestelde bloemlezing uit O.' werk) gevonden. Van de homilieën zijn er in het grieks 20 op Jr en één op 1Sm 28,3-25 bewaard, verder enkele fragmenten; 16 op Gn, 13 op Ex, 16 op Lv, 28 op Nm, 26 op Joz, 9 op Ri en 9 op de Ps zijn bewaard in een latijnse vertaling van Rufinus; in een vertaling van Hieronymus 2 op Hl, 9 op Is, 14 op Jr, 14 op Ez, 39 op Lc. Deze homilieën, genoteerd door stenografen, zijn eenvoudig van taal.

Ze waren bedoeld tot stichting van de gelovigen en zijn belangrijk voor de geschiedenis van de christelijke spiritualiteit. De commentaren (τόμοι, volumina) beogen wetenschappelijke exegese te geven, waarbij O. bij voorkeur de allegorische methode toepast om aldus de mystieke zin van de Schrift te achterhalen. Van de 291 commentaren zijn er 275 in het grieks verloren, terwijl er geen enkele volledig bewaard is. Van de 25 boeken Commentarii in Matthaeum resten ons 10-17 in het grieks (Mt 13,36-22, 33), in een anonieme latijnse vertaling het gedeelte op Mt 16,13-27 ,65 (Commentariomm in Matthaeum series). Verder bezitten wij 8 boeken griekse tekst van de commentaar op Jo; van de commentaar op Rom slechts fragmenten van de griekse tekst (15 boeken) alsmede een vrije latijnse vertaling van Rufinus in 10 boeken. Van de commentaren op het OT zijn slechts 4 boeken Commentarii in Canticum tot ons gekomen in een latijnse vertaling door Rufinus. Van O.' apologetische werken is het belangrijkste Κατὰ Κέλσου (Contra Celsum) in 8 boeken, een weerlegging van de Ἀληθὴς λόγος ('Ware verhandeling') van de filosoof Celsus tegen de christenen.

In de weerlegging door O. is ongeveer drie vierde van Celsus' verloren werk terug te vinden. O. volgt Celsus' argumenten op de voet en tracht ze achtereenvolgens te weerleggen.

Tot de dogmatische geschriften behoort allereerst Περὶ αρχῶν (De principiis, 'De grondbeginselen'), geschreven te Alexandrië tussen 220 en 230, een eerste poging tot een systematisch opgebouwde samenvatting van de christelijke leer. Wij bezitten resten van de griekse tekst in de Philocalia en 2 edicten van Iustinianus en verder een vrije vertaling van Rufinus, waarin verschillende passages met opzet weggelaten zijn. Een letterlijke vertaling van Hieronymus is verloren gegaan. De invloed van de platonische filosofie legt een duidelijk stempel op het geschrift. Uitgangspunt voor O. is de leer van Christus en de apostelen, die in de kerk voortleeft. De theologie heeft tot taak de samenhang van de openbaringsgegevens te onderzoeken en ook daar een oplossing te weken waar de H. Schrift vragen openlaat. Het eerste boek van De principiis behandelt de bovennatuurlijke wereld, Gcxi, de Tfiniteit en de engelen, het tweede de wereld, de mens, de zondeval en de verlossing, het derde de vrije wil en de verantwoordelijkheid, terwijl in het vierde de H. Schrift en de drievoudige Schriftzin (historisch, mystisch, ethisch) wordt besproken.

Een in 1941 teruggevonden tekst (behorend tot de zogenaamde Toura-papyri) bevat het verslag van een debat dat in een kerk in Arabië ca. 245 gehouden werd betreffende trinitarische kwesties: Ὠριγένους διάλεκτοι πρὸς Ἡρακλείδαν καὶ τοὺς σὺν αὐτῷ ἐπισκόπους ('Discussie met Heraclides'). Van de praktische werken van O. zijn te noemen Περὶ εὐχὴς ('Het gebed'), een oorspronkelijke beschouwing over het bidden in het algemeen en het Onze Vader in het bijzonder, en Εἰς μαρτύριον προτρεπτικός ('Aansporing tot het martelaarschap'). Van de talrijke brieven zijn er slechts twee bewaard gebleven.

(III) Opvattingen en invloed. Hoewel O. de filosofie slechts zag als een voorbereiding op de studie van de H. Schrift, liet hij zichzelf zo sterk door de griekse wijsbegeerte, in het bijzonder het platonisme, beïnvloeden, dat hij in verschillende dogmatische fouten verviel, o.a. in zijn opvatting betreffende de pre-existentie van de menselijke ziel en de apocatastasis. Zijn voorkeur voor de allegorische verklaringswijze leidde bovendien herhaaldelijk tot gevaarlijk subjectivisme. Toch wilde O., die in de ontwikkeling van de christelijke theologie niet is weg te denken, en die ook in het Westen, o.a. op Ambrosius, grote invloed gehad heeft, binnenkerkelijk blijven.


Lit. Uitgaven: MPG 11-17 (herdruk van de tekst van de Maurijnen, verouderd). GCS 1-12, door P. Koetschau, E. Klostermam, E. Preuschen, W. A. Baehrens, M. Rauer. Verschillende werken, met inleiding, franse vertaling en commentaar in de serie SC. F. Field, Origenis Hexaplorum quae supersunt 1-2 (Oxford 1875 = Hildesheim 1964). J. A. Robinson, The Philocalia of Origen. The text revised, with a critical introduction and indices (Cambridge 1893). - Nederlandse vertaling van Contra Celsum (Leiden 1924) en De principüs (ibid. 1921) door H. U. Meyboom. Engelse vertaling van Contra Celsum door H. Chadwick (New York/Cambridge 1965). Quasten 2, 37-101.

F. Diekamp, Die origenistischen Streitigkeiten im 6. Jh. (Münster 1899). E. de Faye, Origène, sa vie, son oeuvre, sa pensée 1-3 (Paris 1923-1928). A. Miura Stange, Celsus und O. Das Gemeinsame ihrer Weltanschauung nach den acht Büchern des O. gegen Celsus (Giessen 1926). W. Völker, Das Vollkommenheitsideal des O. (Tübingen 1931). H. Koch, Pronoia und Paideusis. Studien über O. und sein Verhältnis zum Platonismus (Leipzig 1932). Id., La jeunesse d'origène (ib. 1935). S. Bettencourt, Doctrina ascetica Origenis (Studia Anselmiana 16; Rome 1945). E. Crouzel, Théologie de l'image de Dieu chez Origène (Paris 1956). H. Urs von Balthasar, Parole et mystère chez Origène (ib. 1957). J. Daniélou, Origène (ib. 1958). H. T. Kerr, The First Systematic Theologian, Origen of Alexandria (Princeton 1958). Marguérite Harl, Origène et la fonction révélatrice du Verbe incarné (Paris 1958).

R. P. C. Hanson, Allegory and Event. A study of the sources and significance of Origen's interpretation of Scripture (London 1959). H. Crouzel, Origène et la 'connaissance mystique' (Bruges/Paris 1961). Th. Deroy, Bernardus en O. (Haarlem 1963). R. Goegler, Zur Theologie des biblischen Wortes bei O. (Düsseldorf 1963). J. Stelzenberger, Syneidesis bei O. (Paderborn 1933). G. Lomiento, L'esegesi origeniana del Vangelo di Luca (Bari 1966). M. Eichinger, Die Verklärung Christi bei O. (Wien 1969). H. Crouzel, Bibliographie critique d'Origène (Steenbrugge 1971). [Bartelink]


Afkortingen Lijst van Auteurs