Antisthenes (Ἀντισθένης) van Athene (ca. 455 - ca.
365), zoon van Antisthenes en een thracische slavin,
griekse wijsgeer, een van de trouwste volgelingen van
Socrates. Aanvankelijk
verkeerde A. in de kringen
der sofisten en
genoot hij onderricht van Gorgias.
Later werd hij een geestdriftig aanhanger van
Socrates.
Kort na diens dood, waarbij hij aanwezig was (Plato, Phaedo 59 B), begon hij zelf wijsgerig onderricht te geven in het γυμνάσιον Κυνόσαργες, even buiten Athene, waar hij de grondslag legde voor de cynische school. De belangstelling van A. ging, naar Socrates' voorbeeld, vooral uit naar de ethica.
Het menselijke geluk (εὐδαιμονία) wordt volgens hem slechts verworven door de beoefening van de deugd (ἀρετή). Deze kan gekend en onderwezen worden (ethisch intellectualisme); eenmaal gekend, kan ze niet verloren worden. Het wezen van de deugd bestaat in αὐταρκεία, de afwezigheid van alle behoeften en begeerten en de onafhankelijkheid van wetten en maatschappelijke conventies. De wijze is dus niet aan de νόμος onderworpen. De meeste genoegens (ἡδοναί) zijn bedrieglijk en dragen niet tot het geluk bij, maar inspanning (πόνος) schenkt blijvende voldoening. Grote verering had A. voor Heracles, omdat deze een ideaal leven van inspanning en deugd had geleid. Voor de wijsheid van Odysseus had hij meer bewondering dan voor de brute kracht van Aiax.
In de logica zou A. alleen waarde hebben toegekend aan de z.g. identieke oordelen en tegenspraak voor onmogelijk hebben gehouden. Plato's ideeënleer hield hij voor een misvatting.
A. was een vruchtbaar schrijver. Vele titels zijn ons
overgeleverd, maar afgezien van twee gefingeerde
redevoeringen in de stijl van Gorgias (Αἴας en
Ὀδυσσεύς) zijn slechts weinig fragmenten tot ons
gekomen. Titels als Ἀσπασία, Ἀλκιβιάδης, Ἡρακλῆς
en Κῦρος doen aan Socratische dialogen denken.
Hij vervaardigde ook een commentaar op
Homerus.
Het portret van A. is bekend van een borstbeeld, dat
gevonden is in de z.g. villa van Brutus bij Tivoli en
zich thans in het Vaticaans Museum bevindt. Het
is een kopie van een hellenistisch werk van ca.
180 vC.
Lit. Diogenes Laërtius 6, 1-19 (biografie). Xenophon, Symposium
4, 34-44. - Uitgaven: A. W. Winckelmann, Antisthenis
fragmenta (Zürich 1842). F. W. A. Mullach, Fragmenta
Philosophorum Graecorum 2 (Paris 1867) 274-293. Αἴας en
Ὀδυσσεύς ook in het aanhangsel bij de Antiphon-editie van
R. Blass (Leipzig² 1881). - K. von Fritz, Antisthenes und
Sokrates in Xenophons Symposion (Rheinisches Museum 84,
1935, 19-45). D. R. Dudley, A History of Cynicism from
Diogenes to the 6th Century A.D. (London 1937) 1-16. F.
Sayre, Diogenes of Sinope. A Study of Greek Cynicism (Baltimore
1938) 48-70. C. de Vogel, Greek Philosophy 1 ³ (Leiden
1963) 161-166.
[Nuchelmans]