Gorgias (Γοργίας), naam van twee griekse redenaars.
(1) Gorgias van Leontini op Sicilië (ca. 480-ca. 380), bekende griekse redenaar en sofist. Van zijn leven is weinig meer bekend dan dat hij veel reisde, op vele plaatsen onderricht in de welsprekendheid gaf en daarmee grote roem oogstte en veel geld verdiende.
In 427 vC verbleef G. in Athene als hoofd van een gezantschap dat namens zijn vaderstad de atheense hulp tegen Syracuse kwam inroepen. Bij deze gelegenheid maakte zijn eloquentie grote indruk; zijn optreden deed de Atheners voor het eerst duidelijk beseffen wat welsprekendheid vermag. Ook later trad G. zowel in Athene als elders in Griekenland, o.a. te Delphi en Olympia, als redenaar en leraar op. Aldus introduceerde hij in Griekenland de door Tisias en Corax op Sicilië ontworpen retorica en werd de schepper van het griekse kunstproza, dat naar zijn mening met de poëzie moest kunnen wedijveren. Gorgias' καιρός-theofie eist van de redenaar aanpassing aan de omstandigheden, d.w.z. de redenaar moet de juiste middelen gebruiken die bij onderwerp en gehoor passen en bovendien deze middelen op het juiste ogenblik aanwenden. Het genre dat Gorgias' voorkeur had was het epideiktische, dat ideeën wil propageren of alleen maar wil pronken. Zijn oratorische stijl tracht door middel van opvallende klankfiguren en woordspelingen, door contrastwerking en paradoxale wendingen het publiek te fascineren. Korte woordgroepen van gelijke of ongeveer gelijke omvang worden door een geraffineerde en overdreven toepassing van assonantie, rijm en symmetrische woordplaatsing (de z.g. Gorgiaanse stijlfiguren, Γοργίεια σχήματα) tot hoogst gekunstelde en vermoeiende zinnen samengevoegd, ook daar waar de inhoud tot zulk een vertoon geen enkele aanleiding geeft.
Bewaard gebleven zijn twee korte modelredevoeringen, een Ἑλένης ἐγκώμιον (Lofrede op Helena; hierin wordt de invloed van de redekunst als onweerstaanbaar voorgesteld, zodat zelfs indien Paris Helena door woorden meegelokt had, haar geen schuld zou treffen) en een Παλαμήδης (pleidooi van Palamedes tegen de door Odysseus uitgesproken beschuldiging van verraad). Fragmenten bezitten we van een lijkrede; zo goed als geheel verloren gegaan zijn de grote feestredevoeringen Ὀλυμπικός en Πυθικός, alsmede een handboek der welsprekendheid (Τέχνη).
De gemaniëreerde stijd van G. heeft de Grieken niet lang kunnen boeien. De leerlingen die hem het trouwst volgden waren Agathon, Alcidamas, Antisthenes en Polus; zijn begaafdste leerling Isocrates slaagde erin Gorgias' figuren harmonisch te integreren in natuurlijker structuren, die klassiek zijn geworden. Dit neemt niet weg dat G. ook later nog veel bewonderaars en navolgers heeft gehad, o.a. de meeste aanhangers van de z.g. tweede sofistiek, sommige christelijke en vele renaissanceauteurs.
Als sofist is G., die misschien een leerling was van Empedocles, bekend geworden door drie sceptische stellingen uit zijn slechts in uittreksels bewaard gebleven tractaat Περὶ τοῦ μὴ ὄντος ἢ Περὶ φύσεως (Het niet-zijnde of De natuur): er is niets; als er iets was, zou het niet te kennen zijn; als het te kennen was, zou die kennis niet door woorden aan anderen medegedeeld kunnen worden. Of G. werkelijk overtuigd was van deze stellingen dan wel slechts een staaltje van handige bewijsvoering of een parodie van de leer der Eleaten heeft willen geven, is moeilijk uit te maken.
In Plato's dialoog G. wekt de door Socrates verdedigde
stelling 'onrecht ondergaan is beter dan onrecht
doen' de indruk van een Gorgiaanse paradox,
die echter door Plato zonder enig effectbejag als
zedelijk beginsel wordt geponeerd.
Lit. Testimonia, werken en fragmenten: H. Diels/W. Kranz,
Die Fragmente der Vorsokratiker 211 (Zürich/Berlin 1964)
271-307. M. Untersteiner, I Sofisti, Testimonianze e frammenti
2 (Florence 1959) 2-147. L. Radermachter, Artium
Scriptores. Reste der voraristotelischen Rhetorik (Wien 1951)
42-66. W. Vollgraff, L'oraison funèbre de G. (Leiden 1952).
- E. Wellmann (PRE 7, 1598-1604). GGL 1, 3, 57-81. - E.
Norden, Die antike Kunstprosa 13 (Leipzig 1915 = Stuttgart
1958). J. Loenen, Parmenides, Melissus, G. A Reinterpretation
of Eleatic Philosophy (Assen 1959). V. Buchheit,
Untersuchungen zur Theorie des Genus epideiktikon von G.
bis Aristoteles (München 1960). C. Sicking, G. und die
Philosophen (Mnemosyne, series 4, 17, 1964, 225-247).
H.J. Newiger, Untersuchungen zu Gorgias' Schrift über
das Nichtseiende (Berlin/New York 1973).
(2) Gorgias, atheense retor uit de 1e eeuw vC, die in 44 vC
korte tijd Cicero's
zoon Marcus onder zijn leerlingen
telde en wiens voordrachten te Rome door
Seneca maior
(ca. 55 vC-40 nC) werden bezocht.
Van zijn werk over stijlfiguren in vier boeken zijn
excerpten bewaard gebleven in de latijnse vertaling
van Rutilius Lupus; hieruit blijkt dat G. geen aanhanger
was van het atticisme.
Lit. Uitgave: K. Halm, Rhetores Latini Minores (Leipzig 1863
= Frankfurt 1964) 3-21. - K. Münscher (PRE 7, 1604-1619).
[Nuchelmans]