Agathon (Ἀγάθων), zoon van Tisamenus, atheens tragediedichter, ca. 448/446 tot ca. 400 vC. Zijn jeugd bracht hij door in de kring van de sofisten; hij was bevriend met Socrates, Euripides en Alcibiades.
Zijn knap uiterlijk en elegant optreden waren befaamd; Aristophanes bespot hem in zijn Thesmophoriazusae om zijn verwijfdheid. A. behaalde zijn eerste zege bij de Lenaea van 416; Plato's Symposium beschrijft het feest ter ere van dit heuglijke feit. Tussen 411 en 407 vestigde A. zich aan het hof van koning Archelaüs van Macedonië in diens nieuwe hoofdstad Pella, waar hij ook stierf.
Van A.'s werken zijn 32 fragmenten met een totale
omvang van niet meer dan 50 regels tot ons gekomen.
Zes titels, alle eigennamen, zijn ons bekend:
Ἀερόπη, Ἀλκμέων, Θυέστης, Μυσοί, Τήλεφος en Ἄνθος
of Ἄνθεύς. Personen en intrige van laatstgenoemd
stuk waren volgens Aristoteles (Poëtica 9) eigen
vinding van A., een merkwaardige breuk met de
traditie. Een andere vernieuwing van A. bestond
hierin dat hij de koren, die tot dan toe een functionele
eenheid met het drama vormden, tot loutere
intermezzi (ἐμβόλιμα) maakte, die met de handeling
van het stuk niets van doen hadden en waarvan de
tekst wellicht niet eens werd gepubliceerd. Deze
werkwijze wordt door Aristophanes geparodieerd
(Thesmophoriazusae 100-129). Ook in muzikaal
opzicht ging A. nieuwe wegen door op grote schaal
gebruik te maken van de chromatische toonladder.
Aristoteles (Poëtica 8)
kritiseert A. wegens de omvang
van zijn intriges, die bijv. de hele val van
Troje omspanden, maar acht dit zijn enige tekortkoming.
A.'s gekunstelde en overladen stijl was blijkens
de fragmenten en zijn lofrede op de eros in
Plato's Symposium verwant aan de stijl van Gorgias.
De duitse schrijver Chr. M. Wieland (1733-1813)
maakte A. tot held van een wijsgerige roman, Die
Geschichte des Agathon (1766-1 767, definitieve versie
1798).
Lit. Fragmenten bij A. Nauck, Tragicorum Graecorum Fragmenta²
(Leipzig 1889) 763-769. - GGL 1, 3 (München 1940)
845-850. P. Lévêque, Agathon (Paris 1955). - J. Machina, Le
tragedie di Agatone (Dioniso 18, 1955, 19-41). C. Corbato,
L'Anteo di Agatone (ib. 11, 1948, 163-172). [Nuchelmans]