Archelaüs (Ἀρχέλαος), veel voorkomende griekse eigennaam, o.a. van
(1) Archelaüs van
Athene (of Milete?), wijsgeer uit de 5e
eeuw vC, leerling van
Anaxagoras. Diens leer
werd door A. deels verder uitgewerkt deels vereenvoudigd:
de dualistisch getinte opvatting van zijn
ieermeester zou hij gematigd hebben door aan de
Νοῦς dezelfde eigenschappen toe te kennen als aan
de lucht. In de Oudheid gold A., waarschijnlijk ten
onrechte, als een der leermeesters van Socrates.
Geen enkel fragment van zijn geschriften is bewaard.
Lit. Testimonia: H. Diels/W. Kranz, Die Fragmente der
Vorsokratiker 25 (Berlin 1936) 44-49.
(2) Archelaüs,
negende koning van Macedonië (413-399),
bastaardzoon van Perdiccas II.
Volgens Thucydides
(2,100) deed A. meer voor de organisatie van zijn
rijk en van het macedonische leger dan zijn acht
voorgangers tesamen. Daardoor maakte hij voor het
eerst Macedonië tot een gewichtige politieke factor.
Hij onderhield vriendschappelijke betrekkingen met
Athene en bracht ca. 400 in het thessalische
Larissa
de pro-macedonische partij aan het bewind. De
handel bevorderde hij door de aanleg van wegen,
de invoering van de perzische muntvoet en de verplaatsing
van de koninklijke residentie van Aegae
naar het dichter bij de zee gelegen Pella. Kunsten
en wetenschappen bloeiden aan zijn hof, waar vele
griekse kunstenaars kortere of langere tijd werkzaam
waren, o.a. Choerilus,
Timotheus van
Milete, Agathon,
Euripides
en Zeuxis.
Socrates wees
een uitnodiging om naar Pella te komen van de
hand. In 399 vond A. de dood tijdens de jacht of
door de hand van samenzweerders.
Lit. J. Kaerst (PRE 2, 446-448). - F. Geyer, Makedonien bis
zur Thronbesteigung Philipps II (Historische Zeitschrift, Beiheft
19, München/Berlin 1930). P. Cloché, Histoire de la
Macédoine jusqu' à l'avènement d'Alexandre le Grand (Paris 1960).
(3) Archelaüs, griekse generaal van
Mithridates VI. In
de eerste mithridatische oorlog versloeg hij in 88
vC Nicomedes IV van Bithynië, bezette in 87 de
Peloponnesus, Boeotië en Attica, maar moest voor
Sulla
terugtrekken naar de Piraeus en deze in 86 na
een hardnekkige verdediging ontruimen. In hetzelfde
jaar versloeg Sulla A. bij Chaeronea, waana hij
de vrede van Dardanus tussen Sulla en Mithridates
tot stand bracht. Toen laatstgenoemde hem van
verraad verdacht, liep A. in 83 over naar de Romeinen,
die hij in de tweede en derde mithridatische
oorlog bijstond.
Lit. U. Wilcken (PRE 2, 448-450).
(4) Archelaüs van Egypte, zoon van
vorige Archelaüs, werd door
Pompeius Magnus
in 63 vC aangesteld tot priestervorst
van de godin Enyo in Comana (Pontus) en
huwde in 56 als vermeende zoon van
Mithridates
VI Berenice IV van Egypte, maar reeds in het volgende
jaar werd hij door de syrische stadhouder
Aulus Gabinius gedood, toen deze
Ptolemaeus XII
Auletes terug op de troon bracht.
(5) Archelaüs Philopatris Sisines
van Cappadocië, kleinzoon
van vorige Archelaus, werd in 36 vC met steun van Marcus
Antonius koning van Cappadocië.
Augustus liet
hem na de slag bij Actium
dit rijk, nog uitgebreid
met delen van Cilicië en Armenië, behouden. Hij
viel echter in ongenade bij keizer Tiberius; deze
ontbood hem in 17 nC naar Rome, waar A. in de
gevangenis stierf. Zijn rijk werd de keizerlijke provincie
Cappadocia.
(6) Archelaüs van Priëne,
griekse beeldhouwer uit de tweede
helft van de 1e eeuw vC, door wie de z.g.'Apotheose
van Homerus' gesigneerd is, een bekend
marmeren reliëf, in de 17e eeuw teruggevonden te
Bovillae aan de Via Appia, sinds 1805 in het British
Museum. Het bovenste deel beeldt Zeus uit, die gezeten
op een bergtop omringd wordt door Mnemosyne,
Apollo en de negen muzen; op de onderste
helft wordt Homerus bekroond door Oecumene en
Chronus, terwijl de gepersonifieerde Mythe, Geschiedenis,
Poëzie, Tragedie, Comedie enz. een offerplechtigheid
vieren.
Lit. L. Guerrini (EAA 1, 542v). - C. Watzinger, Das Relief
des Archelaos von Priene (Berlin 1903). [Nuchelmans]
(7) Archelaüs,
zoon van Herodes de Grote
en Malthake,
broer van Herodes Antipas, door keizer
Augustus
benoemd tot ethnarch (niet koning) van Judea, Samaria
en Idumea (4 vC-6 nC), genoemd in Mt 2,22.
Door zijn prachtlievendheid (bouw van het dorp
Archelaïs, 10 km ten noorden van Jericho in het
Jordaandal, paleis en waterleiding in
Jericho) en
wreedheid leek hij op zijn vader, door zijn hogepriesterbenoemingen
en particuliere leven gaf hij de
joden veel ergernis. Na negen jaar zag Augustus
zich op verzoek van een deputatie van Judeeërs en
Samaritanen genoodzaakt, A. af te zetten en naar
Vienna (Gallië) te verbannen. Zijn gebied kwam onder
een romeinse procurator.
Lit. Schürer 1, 449-453. - W. Hees, Archelaus, Son of Herod
(Scripture 4, 1951, 348-355). [v. d. Born]