Eleaten, in de griekse wijsbegeerte aanhangers van een belangrijke wijsgerige school uit de 6e en 5e eeuw vC, genoemd naar de ionische kolonie Elea of Velia in Zuid-ltalië.
(I) Tot de leden van deze school kan men allereerst Xenophanes rekenen. Deze was een tijdgenoot van Pythagoras en leefde van ca. 570 tot ca. 475 vC; hij werd geboren te Colophon (Ionië), maar verliet zijn vaderstad toen hij ongeveer 25 jaar oud was; hij leidde het leven van een rapsode, reisde van de ene stad naar de andere in Zuid-ltalië en verbleef onder meer te Elea.
De voornaamste der E. was Parmenides. Deze werd te Elea geboren ca. 515 vC; hij stond in hoog aanzien bij zijn medeburgers en stelde voor hen een wetgeving op waaraan zij jaarlijks trouw moesten zweren. Volgens Plato's dialoog Parmenides zou deze wijsgeer op 75-jarige leeftijd naar Athene gegaan zijn, aldaar de jonge Socrates ontmoet en met hem een gesprek over de ideeënleer gevoerd hebben. De leer van Parmenides is ons vooral bekend door de bewaarde fragmenten van een leergedicht van zijn hand, dat handelt over de weg van de waarheid (eerste deel) en over de meningen van de stervelingen (tweede deel).
Vermelding verdient verder Zeno, eveneens geboren te Elea (ca. 490-485). We bezitten slechts weinig gegevens over zijn leven. Hij hield zich niet alleen bezig met wijsbegeerte, maar ook met politiek in zijn vaderstad; hij deed een vergeefse poging om Nearchus, de tiran van Elea, te verdrijven en stierf na hevige folteringen. Hij verdedigde de leer van zijn meester Parmenides tegen de aanvallen van tegenstanders en wordt door Aristoteles als de vader van de dialektiek beschouwd.
Tenslotte is er nog Melissus van Samos, die in de 5e eeuw vC op Samos leefde en daar zeer actief was in de politiek; in 441-440 was hij admiraal van de samische vloot en behaalde een overwinning op de vloot van Pericies. Ook Melissus verdedigde Parmenides' leer van de onveranderlijkheid van het zijn. Hij was tevens op de hoogte van het pythagorisme van zijn tijd.
(II) Betekenis. De eleatische school betekent een belangrijk moment in de ontwikkeling van het griekse denken, vooral op twee gebieden.
1. De eerste vraag (het principium sapientiae) die de griekse filosofen zich hebben gesteld hield verband met het ontstaan (φύσις) van de kosmos als geordende totaliteit; men zocht naar een verklaring voor het ontstaan van de wereldorde (κόσμος) uit een ongeordende materie. Deze vraag werd ingegeven door de vóórwijsgerige kosmogonieën en betekende nog geen volledige radicale probleemstelling, daar men niet zocht naar een absoluut begin; m.a.w. men stelde zich niet de vraag waarom er iets is eerder dan niets. Ook Heraclitus plaatst zich in dezelfde optiek wanneer hij het wordingsprobleem universaliseert: de wording betreft niet alleen de kosmos in zijn ontstaan maar op elk ogenblik van zijn bestaan, op elk ogenblik is alles in wording. Deze probleemstelling werd door de E. radicaal afgewezen: volgens hen is er geen wording, wording is onmogelijk; het is verkeerd te willen zoeken naar een verklaring voor de wording van de kosmos, daar er geen wording is.
2. Het eleatisme vertegenwoordigt ook een belangrijke
etappe in de ontdekking van de logos, van het
ware wezen van het denken. In de griekse filosofie,
en wellicht in elke wijsbegeerte, is er een spanning
tussen mythos en logos; men tracht onophoudelijk
het mythische denken te overschrijden om zo te
komen tot meer rationele inzichten. Aldus heeft
Xenophanes gepoogd de religieuze opvattingen van
de Grieken te 'ontmythologiseren' en te vervangen
door rationeel verantwoorde inzichten. In dit proces
van 'ontmythologisering' ontdekt de logos meer
en meer zichzelf, hij wordt zich meer en meer bewust
van zijn ware wezen; volgens de E. is de logos
essentieel toegang tot waarheid.
Lit. G. Calogero, Studi sull' eleatismo (Rome 1932). I. Raven,
Pythagoreans and Eleaties (Cambridge 1948). J. Zafiropulo,
L'école éléate (Paris 1950). W. Guthrie, The Greek
Philosophers from Thales to Aristotle (London 1950). M.
Untersteiner, Studi eleatici (Antiquitas 8, 1953, 3-65). H.
Fränkel, Wege und Formen frühgriechischen Denkens. Literarische
und philosophiegeschichtliche Studien, herausgegeben
vom F. Tietze (München 1955, ²1960). G. Kirk/J. Raven,
The Presocratic Philosophers (Cambridge 1957). J.
Loenen, Parmenides, Melissus, Gorgias. A Reinterpretation
of Eleatic Philosophy (Assen 1959; New York 1961). W.
Guthrie, A History of Greek Philosophy 2. The Presocratic
Tradition from Parmenides to Democritus (Cambridge 1965).
[Verbeke]