Bosporus

Bosporus (Βόσπορος), griekse naam van twee zeestraten.

kaartbosporus(1) De thracische Bosporus tussen de Zwarte Zee en de Zee van Marmora, ca. 31 km lang en van 0,55 tot 3,3 km breed; de diepte bedraagt op de meeste plaatsen 30 à 70 m, op het diepste punt 120 m.

Aan de oppervlakte van de B. staat een sterke noord-zuidelijke stroming, die op het smalste punt een snelheid van 9 km per uur bereikt en in de oudheid de scheepvaart grote moeilijkheden bezorgde. Voor de noordelijke uitgang van de B. liggen twee kleine rotseilandjes, door de Grieken Kyaneai genoemd, de Symplegaden uit de Argonautensage. De gehele oudheid door was de B. een uiterst belangrijke handelsroute, omdat hij voor de Grieken de verbindingsweg vormde met de graanrijke gebieden langs de Zwarte Zee; bovendien was de zeestraat rijk aan vis. Op de zuidpunt van de aziatische oever stichtte Megara ca. 685 vC Chalcedon, op de zuidpunt van de europese oever ca. 660 vC Byzantium. De schipbrug die koning Darius ca. 513 vC liet aanleggen voor zijn expeditie tegen de Scythen, bevond zich op het smalste punt bij het huidige Rumeli Hisar.


Lit. Herodotus 4, 83-87. Polybius 4, 3844. Dionysius van Byzantium, Anaplus Bospori (ed. R. Gungerich, Berlin 1927). - Oberhummer (PRE 3, 741-757). - B. W. Labaree, How the Greeks sailed into the Black Sea (Am. Journ. Arch. 61, 1957, 29-33).


Kaart

(2) De cimmerische of scythische Bosporus, zeeëngte tussen de Zwarte Zee en de Zee van Azow; thans Straat van Kertsj. Dit gebied was de Grieken reeds in de 6e eeuw vC bekend. Ca. 550 vC stichtte Milete op de plaats van de tegenwoordige stad Kertsj op de Krim de kolonie Panticapaeum; op de oostelijke oever ontstond ca. 540 vC Phanagoria, een kolonie van Teus.

muntNaar deze B. is het B.-rijk genoemd, dat in het begin van de 5e eeuw vC ontstond onder leiding van de uit Milete afkomstige adellijke familie der Archeanactiden. De kern bestond uit enkele griekse kolonies; de hoofdstad was Panticapaeum. In 438 vC werden de Archeanactiden verdreven door de Spartociden, die waarschijnlijk van thracische afkomst waren en tot 107 vC de heerschappij behielden. Onder de koningen Leucon I (389-349) en Paerisades (349-310) bereikte het rijk zijn grootste omvang en macht; het omvatte toen het oostelijke deel van de Krim en uitgestrekte gebieden langs de oostelijke kust van de Zee van Azow met inbegrip van Tanaïs. Dit rijk dreef een levendige handel met Athene en andere griekse steden (uitvoer: graan, gezouten vis, slaven enz.; invoer: olijfolie, wijn, vaatwerk, wapens enz.). In de tweede helft van de 3e eeuw vC trad een economische en politieke achteruitgang in. In 107 vC werd het B.-rijk door Mithridates VI van Pontus bij diens gebied ingelijfd. Vanaf Mithridates' dood in 63 vC werd het steeds meer een vazalstaat van het romeinse rijk, met eigen koningen. Sinds 71 nC droegen dezen de voornaam Tiberius en de familienaam Iulius.

Russische archeologen hebben in het gebied van het B.-rijk vele monumenten en produkten van zijn typische mengcultuur aan het licht gebracht.


Lit. Brandis (PRE 3, 757-789). V. D. Blavatskij (EAA 2, 930-936). - E. Minns, Scythians and Greeks (Cambridge 1913). M. Rostovzev, Skythien und der B. 1 (Berlin 1931). H. G. Gundel, Die Krim im Altertum (Gymnasium 53, 1942/ 1943, 117-138). W. F. Gajdukewic, Bosporanskoje Zarstwo (russisch: Het B.-rijk; 1949). R. Werner, Die Dynastie der Spartokiden (Historia 4, 1955, 412-444). V .F. Gajdukevië, Das Bosporanische Reich (Berlin/ Amsterdam 1971).[Nuchelmans]


Kaart