Attila (n34;de gesel Godsn34;), werd in 434 met zijn
broeder Bleda koning der Hunnen,
die toen in Hongarije
woonden. Nadat A. zijn broeder genoodzaakt had,
afstand te doen van den troon, wist hij zijn
opperheerschappij te doen erkennen niet alleen door vele
Germaanse volkeren (Oost-Goten,
Rugiërs, Herulen,
Gepiden, Longobarden,
Bourgondiërs en Thüringers),
maar ook door verschillende Scythische
en Slavische
stammen. In 447 trok A. met zijn scharen plunderend
en verwoestend door den Balkan, en noodzaakte de
keizer van het Oost-Romeinse rijk hem schatting
te betalen. Drie jaren later ondernam A. een tocht
naar het Westen. Door Theoderik I,
koning der West-Goten,
bij Orleans tegengehouden, werd A. in 451 op
de Catalaunse velden
verslagen door Theoderik en
de Romeinse veldheer Aetius. Het volgend jaar
deed A. een inval in Italie. Tal van steden, zoals
Aquileia
en Verona werden verwoest; Rome bleef
echter gespaard door voorspraak van paus Leo I.
A. trok naar Pannonië terug, en bij zijn dood in 463
was de kracht van de Hunnenstam gebroken.