Commagene (Κομμαγηνή), landstreek in Klein-Azië, in het noorden begrensd door Cappadocië en Armenië, in het zuiden door Syrië; in het oosten vormde de Eufraat een natuurlijke grens. De voornaamste stad van C. was Samosata; andere centra waren Doliche (vanwaar de cultus van Iuppiter Dolichenus kwam), Perrhe, Antiochië aan de Taurus en Arsamea aan de Nymphaeus.
Sargon II
maakte in 708 vC C. tot een assyrische
provincie. Daarna horen we voor het eerst weer van
C. in de derde eeuw vC. In 162 vC bevrijdde
Ptolemaeus, satraap van C., zich van het gezag der
Seleuciden en stichtte het autonome koninkrijk C.
Antiochus I van C. moest zich in 64 vC aan
Pompeius,
in 38 vC aan
Marcus Antonius onderwerpen,
maar behield zijn rijk. Dit werd in 17 nC,
na de dood van
Antiochus III,
bij de romeinse provincie Syria ingelijfd. Antiochus IV
ontving in 38 nC van keizer
Caligula de troon
van C. terug, maar in 72 verenigde
Vespasianus het
gebied definitief met Syrië.
Duits-amerikaanse onderzoekingen hebben zich
sedert 1947 geconcentreerd op Nemrud Dagh, de
monumentale grafheuvel van Antiochus I (15), en
op Arsamea.
Lit. E. Honigmann (PRE Suppl. 4, 192A, 978-990). - F. K. Dörner/R. Naumann, Forschungen in Kommagene (Istanbuler Forschungen 10, Berlin 1939). F. K. Dörner/Th. Goell, Arsameia am Nymphaios (ib. 23, Berlin 1963). F. K. Dörner, Kommagene, ein wiederentdecktes Königrech (Gundholzen 1967). [J. A. de Waele]