Samosata (τὰ Σαμόσατα), hoofdstad van de
landstreek Commagene
in Klein-Azië, gelegen op de
rechteroever van de Eufraat ca. 250 km ten noordoosten
van Antiochië in Syrië; thans Samsat. De stad ontstond in het 2e
millennium vC bij de plaats waar een grote karavaanweg
de Eufraat kruiste. Sinds de 8e eeuw vC stond ze
achtereenvolgens onder het gezag van de Assyriërs,
de Perzen en de Seleuciden. Van 162 vC tot 72 nC,
met een onderbreking van 17 tot 38 nC, was S. de
hoofdstad van het autonome koninkrijk Commagene.
Nadat dit door keizer
Vespasianus bij de
provincie Syria was ingelijfd, werd de stad garnizoen
van de legio XVI Flavia. In 120 nC werd er
de schrijver Lucianus
geboren. In de latere
keizertijd speelde zij geen rol van betekenis meer.
Pas in 1964 is in S., waarvan de bouwvallen in
1836 door W. F. Ainsworth geïdentificeerd waren
en de ca. 1200 m lange stadsmuur nog overeind
staat, een begin gemaakt met systematisch
archeologisch onderzoek. (Helaas is de stad
nu onder het water van een Turks stuwmeer verdwenen.) Op de Peutinger kaart (foto rechts: rechtsboven) wordt S. ook genoemd.
Lit. Inscripties: L. Jalabert/R. Mouterde/C. Mondésert, Inscriptions grecques et latines de la Syrie 1. Commagene et Cyrrhestique (Paris 1929). - F. Weissbach (PRE 1A, 1220-1224). N. Bonacasa (EAA 6, 1102). - K. Humann/O. Puchstein, Reisen in Kleinasien und Nordsyrien (Berlin 1890) 181vv. [Nuchelmans]