Sarapis (Σάραπις, Σέραπις), naam van een graeco-egyptische god, die
later, in het bijzonder in de romeinse tijd, Serapis
luidde. De geschiedenis van S. is zeer ingewikkeld,
te meer omdat er dikwijls verwarring bestaat tussen
de oorsprong van de god, het ontstaan van zijn cultus
en dat van zijn cultusbeeld. De naam S. is moeilijk
los te koppelen van Ὀσοραπις, de transcriptie
van egyptisch Wisir-Hp, Osiris-Apis, de naam van
de goddelijke stiér van Memphis, Apis, die na
zijn dood tot een Osiris werd en sinds Ramses II
in een gemeenschappelijke begraafplaats te Sakkara
bijgezet werd. De tempel van S. te Alexandrië lag in
het oude, egyptische deel van de stad, Rakote, op
de plaats van een pharaonisch gebouw. De S.-tempel
die Alexander
(volgens Ps.-Callisthenes 1,33Y
hier door zijn architect Parmenio of Parmeniscus
liet bouwen, verving naar alle waarschijnlijkheid een
Osiris-heiligdom. Indien deze Osiris in een zekere
verhouding stond tot de Osiris-Apis van Memphis,
zou dit het ontstaan van de naam S. verklaren. Of
wellicht bracht Alexander deze naam uit Memphis
mee na zijn bezoek aan het heiligdom van Apis
(Arrianus 3,1,4).
Ptolemaeus I of II (re)organiseerde de cultus rondom het S.-beeld, dat al of niet uit Sinope aan de Zwarte Zee afkomstig was. In het eerste geval stelde het oorspronkelijk Pluto voor; toch is het niet zeker, ondanks het getuigenis van Plutarchus, De Iside et Osiride 28, dat een cerberus (en een slang) het beeld van de god vergezelde. Ptolemaeus II liet naast de tempel een 'dochterbibliotheek' van het Museum bouwen; Ptolemaeus III vergrootte hem of bouwde een ruimer heiligdom ernaast. Nabij deze gebouwen in griekse stijl bevonden zich kleine egyptische tempels, o.a. een Anubieion.
Te Alexandrië was S. vóór alles de god van de dynastie en van het Rijk, en vandaar een soort van god-koning. Als zodanig had hij Isis tot paredra en werd zijn naam aan de hare gekoppeld in de 'koningseed'. Daarenboven verscheen hij in dromen om bevelen of raad te geven en hij bewerkte miraculeuze genezingen. Hij was een reddende godheid, een σωτήρ, op moreel gebied, doch hij verleende ook materiële gunsten en welvaart. Eerst in de laathellenistische en romeinse tijd werd zijn karakter als dodengod officieel meer benadrukt; vandaar wellicht de toevoeging van de cerberus. Voor de doorsnee Griek was S. identiek met Osiris, bijgevolg een god van de vruchtbaarheid van het land en waarborg voor een gelukkig leven na de dood. In de graffiti te Abydus, de voornaamste cultusplaats van Osiris, wordt S. evenzeer als deze aangeroepen. Te Memphis lag naast de Ptahtempel het Apieion, het heiligdom waarin de heilige Apisstier, en ook zijn moeder, leefden. Het Σαραπεῖον te Sakkara, boven en naast de begraafplaats van de heilige stieren, was een uitgebreid gebouwencomplex, een miniatuurstad in de woestijn. De tempel van Osorapis, aan de cultus van de gezamenlijke Apissen gewijd, stamde uit pharaonische tijd en was misschien door Ramses II begonnen. Het cultusbeeld stelde vermoedelijk een mens (Osiris) met stierkop voor, zoniet een tronende Osiris. Talrijke andere egyptische godheden, o.a. Isis en Horus, hadden hier kapellen en Nectanebo bouwde een kleine tempel voor Apis.
In de ptolemaeïsche tijd werd een heiligdom van S.
toegevoegd met een grieks cultusbeeld dat verschilde
van dat van Alexandrië en, naar vermoed wordt,
meer zijn karakter van vruchtbaarheidsgod onderstreepte.
Onder de gunsten die de talrijke bedevaartgangers
van Osorapis en S. kwamen afsmeken, golden
niet het minst de orakels die hij hun in een
droom verleende terwijl zij in zijn tempel sliepen.
Droomverklaarders van beroep, die in het Sarapieion
woonden, legden de betekenis ervan aan de
begenadigden uit. Het is mogelijk dat de
incubatie
hier, evenals elders, vaak tot doel had aanwijzingen
te krijgen voor de genezing van een ziekte.
Doch de zieken vonden hier ook een Asclepieion,
dat in feite een tempel was van Imhotep-Imouthes.
In het Sarapieion woonden niet alleen Grieken
en Egyptenaren die het asielrecht genoten maar ook
de z.g. katochoi, die zich voor het leven of voor
een beperkte tijd aan de dienst van S. verbonden.
S. had in Egypte nog andere tempels, volgens Aelius
Aristides (45,32) niet minder dan 42, een in
elke gouw. Evenals de egyptische goden werd hij,
doof syncretisme, met verschillende andere goden
geïdentificeerd en hij werd zelfs tot pantheos. Daar
hij als rijksgod met het koningshuis was verbonden,
verspreidde zijn cultus zich over de buitenlandse
bezittingen der Lagiden en vandaar in de meeste
landen rondom de Middellandse Zee. Hiertoe droeg
zijn karakter van Sotêr bij, dat aan de geestelijke
noden van die tijd tegemoetkwam. Op die manier
werd S. een middelaar tussen Oost en West en werd,
ruimer dan voorzien was, het doel bereikt dat Ptolemaeus
I, naar men vermoedt, beoogde toen hij zijn
cultus zodanig inrichtte dat hij een toenadering
tussen Grieken en Egyptenaren zou bewerken.
Aan deze cultus werd een dodelijke slag toegebracht
door de vernietiging van het Serapeum van Alexandrië
door de christenen in 391 nC.
Lit. G. Roeder (PRE JA, 2394-2426). C. Lehmann-Haupt/
H. Weitz (Roscher 4, 338-382). RÄR 649-655. - Eerste zeer
belangrijke studie over oorsprong en wezen van S. in de inleiding
tot de griekse Serapeumpapyri: U. Wilcken, Urkunden
der Ptolemäerzeit (Altere Funde) 1. Papyri aus Unterägypten
(Berlin/Leipzig 1927). Recente monografie: J. E.
Stambaugh, S. under the Early Ptolemies
(= Études préliminaires
aux religions orientales dans l'Empire romain 25,
Leiden 1972). W. Hornbostel, Sarapis (ib. 32, 1973; ikonograjische
studie van het beeld van Alexandrië). In dezelfde
serie zijn verschillende werken verschenen over de verspreiding
van de S.-cultus in Europa; zie ook G. Kater-Sibbes,
Preliminary Catalogue of Sarapis Monuments (ib. 36, 1973).
Id./M. Vermaseren, Apis 1-2 (ib. 48, 1975). Porter/Moss 3,
204-215. M. Guilmot, Le Sarapieion de Memphis. Étude topographique
(CdÉ 37, 1962, 359-381)
[Vergote]