Satraap

Satraap (oudperzisch xsathrapà van 'beschermer van de heerschappij', grieks σατράπης), titel van de stadhouders der provincies of satrapieën van het perzische rijk. De satrapen bezaten in hun ambtsgebied de hoogste bestuurlijke, rechteriijke en militaire bevoegdheden. Hoewel hun macht gecontroieerd werd door speciale koninklijke commissarissen, de 'ogen en oren van de grote koning', waren ze de facto onbeperkte heersers; hier en daar, bv. een tijd lang in Cilicië, was de functie zelfs erfelijk. Opstanden van satrapen tegen het centrale gezag kwamen dan ook geregeld voor.

Aanvankelijk was de indeling van het grote rijk gebaseerd op de grenzen van de veroverde landen en rijken. Darius voerde ca. 518 vC een reorganisatie door, waardoor 20 satrapieën ontstonden. De bronnen zijn niet in alle opzichten eensluidend met betrekking tot de namen en de grenzen; de volgende lijst is een van de meest waarschijnlijke: Perzië of Medië, Susiana, Babylon, Arabië, Syrië, Egypte, Cilicië, Lydië, Ionië, Armenië, Cappadocië, Parthië, Drangiana, Area, Bactrië, Sogdiana, Ghandara, Indië, Arachosië, Maka. In de 5e en 4e eeuw vC bleef deze indeling, behoudens kleine wijzigingen en aanpassingen aan nieuwe omstandigheden, grotendeels ongewijzigd. Alexander de Grote handhaafde na zijn verovering van het Oosten de satrapieën, maar streefde, evenals na hem de Seleuciden, naar een scheiding tussen de bestuurlijke en de militaire macht van de satrapen; voor het militaire commando stelden Alexander en de Seleuciden bij voorkeur afzonderlijke strategen aan. Ook in het parthische rijk (Parthen) van de Arsaciden en in het nieuwperzische rijk van de Sassaniden bleven de satrapieën bestaan, maar de Sassaniden wisten het centrale koninklijke gezag weer te versterken.


Lit. Herodotus 3, 89-96. - C. Lehmann-Haupt (PRE 2A, 82-188). - O. Leure, Die Satrapieneinteiiung in Syrien und im Zweistromlande von 520-320 (Halle 1935). [Nuchelmans]


Register