Rabirius, naam van een romeinse gens, waarvan drie leden vermelding verdienen.
(1) Gaius Rabirius behoorde in 100 vC als jongeman tot degenen die direct betrokken waren bij het ombrengen van de volkstribuun Lucius Apuleius Saturninus en de zijnen, tegen wier optreden aan de consuls door een senatusconsultum ultimum volmachten waren verleend. 37 jaar later, in 63 vC, werd R. op instigatie van Caesar door de volkstribuun Titus Labienus aangeklaagd van moord op de onschendbare Saturninus en van enkele andere vergrijpen, en wel in een perduellio-proces, een archaïsche procesvorm, die bij veroordeling alleen de doodstraf kende. De aanklacht maakte deel uit van Caesars actie om de optimaten en in het bijzonder Cicero, de consul van dat jaar, te intimideren; hij wilde hen met nadruk wijzen op de grote risico's die zij liepen als zij opnieuw volmachten aan de consuls verleenden. Het verloop van het proces is niet geheel duidelijk; na de behandeling van de zaak door twee daartoe aangewezen commissarissen vond in hogere instantie een tweede proces voor de comitia centuriata plaats.
Door interventie van de praetor
Quintus Metellus Celer,
die de comitia voortijdig beëindigde,
kwam het niet tot een veroordeling van R. Deze
werd in de comitia verdedigd door Cicero zelf,
wiens rede Pro Rabirio perduellionis reo grotendeels
bewaard gebleven is.
Lit. P. Vonder Mühll (PRE 1 A, ZQv). - E. G. Hardy, Political
and Legal Aspects of the Trial of R. (Journal of Philology
34, 1918, 12-39). W. Blake Tyrrell, The Trial of R. in
63 B.C. (Latomus 32, 1973, 285-300).
(2) Gaius Rabirius Postumus,
postume zoon van Gaius
Curtius en neef van bovenstaande Rabirius,
door wie hij geadopteerd
werd. Als bankier verschafte R. onder meer grote
credieten aan de egyptische koning
Ptolemaeus XII
Auletes (80-58, 55-51); tenslotte vestigde hij zich in
Alexandrië,
waar hij zich als 's konings minister van
financiën gedroeg. Zijn harde optreden wekte
zoveel wrevel dat hij moest vluchten. In 54 vC werd
hij in Rome aangeklaagd wegens medeplichtigheid
aan afpersing, maar dank zij Cicero's verdediging
(bewaard gebleven redevoering Pro Rabirio Postumo)
vrijgesproken. R. werd begunstigd door
Caesar,
die de schulden van Ptolemaeus aan R. overnam.
In 49 vC werd hij lid van de senaat, in 46 nam hij
deel aan Caesars afrikaanse veldtocht. Na de dood
van de dictator werd hij
procurator van Octavianus.
Lit. P. Vonder Mühll (PRE 1 A, 25-28).