Metellus, naam van de voornaamste familie uit de plebejische gens Caecilia. De bekendste Metelli waren:
(1) Lucius Caecilius Metellus,
consul in 251 en 247 vC tijdens de
eerste punische oorlog (264-241). In 250
sloeg hij de aanval van Hasdrubal op
Panormus af;
een olifant op door de Metelli geslagen munten herinnert
aan de daarbij buitgemaakte krijgsolifanten,
die M. bij de hem toegestane triomf meevoerde. Na
op Sicilië magister equitum
te zijn geweest (249)
werd hij opnieuw consul. Als pontifex maximus (van
243 tot zijn dood in 221) redde M. in 241 het
Palladium
uit de brandende Vesta-tempel,
waarbij hij blind geworden zou zijn.
Lit. F. Münzer (PRE 3, 1203-1204). J. van Ooteghem, Les
Caecilii Metelli de la Republique (Bruxelles 1967) 9-22.
(2) Quintus Caecilius Metellus, zoon van bovengenoemde Metellus. Tijdens de tweede punische oorlog (218-201) stond hij als consul tegenover Hannibal in Bruttium (206). Als vriend van Scipio Africanus was hij de voornaamste woordvoerder van de Scipiones in de senaat. Na de oorlog maakte hij deel uit van de commissie tot toewijzing van land aan de veteranen uit de strijd in Africa. Omstreeks 185 trad hij op als hoofd van een romeins gezantschap naar Macedonie en de Peloponnesus.
Er bestond een felle vete tussen hem en de
dichter Naevius. M. stond bekend als een
bekwaam redenaar.
Lit. F. Münzer (PRE 3, 1206-1207). - H. B. Mattingly,
Naevius and the Metelli (Historia 9, 1960, 414-439). A. Lippold,
Consules. Untersuchungen zur Geschichte des römischen Konsulates
von 264 bis 201 v.Chr. (Antiquitas 1, 8, BOM 1963).
J. van Ooteghem, Les Caecilii Metelli de la Republique
(Bruxelles 1967) 23-44.
(3) Quintus Caecilius Metellus Macedonicus (ca. 190-115), die zijn bijnaam te danken had aan zijn optreden in Macedonië. Hij was het die in 168 vC het bericht van de zege bij Pydna in de derde macedonische oorlog naar Rome bracht en als praetor in de vierde macedonische oorlog in 148 Andriscus overwon, waarna hij het land als provincie inrichtte (147). Nadat hij in afwachting van de komst van Lucius Mummius gestreden had tegen de opstandige achaeïsche bond, volgde zijn triomf te Rome (146). Tijdens en na zijn consulaat (143 en 142) bevocht M. de Celtiberi in Spanje, waarheen hij in 136 als legaat terugkeerde. Als nobilis was hij tegenstander van de Gracchi. Eerst laat kwam hij tot de erkenning van de grootheid van Scipio Aemilianus. Zijn censuur (131) staat bekend om haar strengheid; zo was hij voorstander van een algemene huwplicht ter opvoering van het geboortecijfer. M. stierf in 115. Zijn vier zonen werden allen consul, zijn beide dochters huwden met Gaius Servilius Vatia en Publius Scipio Nasica.
M., die in de oudheid gold als voorbeeld van een
gelukkig mens, was een man van strenge tucht, een
kundig generaal en een groot redenaar. Ook op
bouwkundig gebied was hij actief; hij liet de tempel
van Iuppiter Stator bouwen en de Porticus Caecilia.
Lit. F. Münzer (PRE 3, 1213-1216). - M. G. Morgan, M.
Macedonicus and the Province Macedonia (Historia 18, 1969,
422-446). J. van Ooteghem, Les Caecilii Metelli de la Republique
(Bruxelles 1967) 51-78.
(4) Quintus Caecilius Metellus Baliaricus, oudste zoon
van bovengenoemde Metellus. Na zijn consulaat (123 vC) onderwierp
hij de Balearen, waar hij 3000 Italiërs vestigde, en
vierde hierover een triomf (121). In 120 was hij
censor.
Lit. F. Münzer (PRE 3, 1207v). - J. van Ooteghem, Les
Caecilii Metelli de la Republique (Bruxelles 1967) 87-92.
(5) Lucius Caecilius Metellus Delmaticus,
neef van bovengenoemde,
consul in 119 vC. Hij beoorloogde en versloeg in
Illyrië de Dalmatiërs (117) en herbouwde uit de buit
de tempel van Castor en Pollux op het Forum en die
van Ops Opifera op het Capitool. Zijn censuur (115)
was streng: 32 senatoren stiet hij uit de senaat, kostbare
theatervoorstellingen verbood hij. Van 114 tot
zijn dood (103) was hij
pontifex maximus.
Lit. F. Münzer (PRE 3, 1212-1213). - J. van Ooteghem, Les
Caecilii Metelli de la RBpublique (Bruxelles 1967) 106-109.
(6) Quintus Caecilius Metellus Numidicus, broer van bovengenoemde. Als consul (109 vC) en proconsul leidde hij de strijd tegen Iugurtha, die hij, na reorganisatie van het leger, aan de Muthul overwon. Na militaire successen bij Zama, Vaga en Thala moest hij het bevel overgeven aan zijn legaat en politieke tegenstander Gaius Marius. Intriges noch een aanklacht konden echter zijn triomf over Numidië, waaraan hij zijn eretitel ontleent, beletten (106). Noch tijdens (102) noch na zijn censuur boekte Metellus' verzet tegen de akkerwet van Apuleius Saturninus succes, zodat hij naar Rhodus in vrijwillige balingschap ging. Na zijn terugkeer in 99 trad hij niet meer op de voorgrond.
M. was een integere figuur en wordt door Cicero
(Brutus 135) als redenaar geroemd.
Lit. Sallustius, Bellum Iugurthinum 4289. - F. Münzer (PRE
3, 1218-1221). - E. S. Gruen, The Exile of M. Numidicus
(Latomus 24, 1965, 576-580). J. van Ooteghem, Les Caecilii
Metelli de la Republique (Bruxelles 1967) 124-177.
(7) Quintus Caecilius Metellus Pius,
zoon van bovengenoemde
Metellus Numidicus. Hij
diende onder zijn vader in Africa (107 vC) en dankte
zijn bijnaam aan zijn actie tot diens terugroeping uit
ballingschap. Als propraetor (88) veroverde hij in de
bondgenotenoorlog
Venusia.
Door de senaat
als gezant naar Cinna gezonden, slaagde hij er
niet in diens bezetting van Rome te verhinderen.
Na een verblijf in Africa en Liguria schaarde M.
zich aan de zijde van Sulla, voor wie hij een groot
deel van Noord-Italië veroverde. Na zijn consulaat
samen met Sulla (80) werd hij uitgezonden tegen
Sertorius in Spanje, waar zijn successen hem de titel
imperator bezorgden en namen als Metellinum en
Castra Caecilia de herinnering aan hem levend hielden.
In 71 triumfeerde hij samen met Pompeius,
waarna hij tot zijn dood (ca. 63) een teruggetrokken
leven leidde. Als pontifex maximus
(sedert 82) was
M. de voorganger van Caesar. Hij was een van de
leidende politici van zijn tijd.
Lit. F. Münzer (PRE 3, 1221-1224). - J. van Ooteghem, Les
Caecilü Metelli de la Republique (Bruxelles 1967) 178-216.
(8) Quintus Caecilius Metellus Creticus,
kleinzoon van Metellus.
In 70 vC steunde hij als propraetor van Sicilië
zijn aangeklaagde voorganger Verres. Na zijn
consulaat (69) bestreed hij de zeerovers op Kreta,
waar hij talrijke steden veroverde. Fel verzette hij
zich tegen de overname van het commando door
Pompeius. Toen deze echter in de strijd tegen
Mithridates gewikkeld werd, kon M. de
onderwerping van het eiland voltooien, dat hij als provincie
inrichtte (66). Eerst in 62 hield hij zijn door de
Pompeianen lang tegengehouden triomf, waarna hij
de titel Creticus voerde.
Lit. F. Münzer (PRE 3, 1210-1212). - J. van Ooteghem, Les
Caecilii Metelli de la Republique (Bruxelles 1967) 220-239.
(9) Quintus Caecilius Metellus Celer,
kleinzoon van Metellus. Hij was gehuwd met de
beruchte Clodia en
legaat van Pompeius in de oorlog tegen
Mithridates (66 vC). Na zijn praetuur (63), waarin hij
o.a. de veroordeling van Gaius Rabirius verhinderde,
bestuurde hij Gallia Cisalpina, waar hij de
strijd tegen de Catilinariërs voortzette. Na
aanvankelijke vriendschap keerde hij zich tijdens zijn
consulaat (60) tegen Pompeius en later ook tegen
Caesar,
wiens akkerwet hij afwees. Hij stierf in 59, nog voor
zijn vertrek naar zijn provincie Gallia Transalpina.
Lit. F. Münzer (PRE 3, 1208-1210). - G. Pianko, Q. Caecilius
M. Celer et Q. Caecilius M. Nepos (Meander 24, 1969, 498-506).
- J. van Ooteghem, Les Caecilii Metelli de la Republique
(Bruxelles 1967) 245-279.
(10) Quintus Caecilius Metellus Nepos, broer van vorige M. Na in 67 vC legaat van Pompeius in het Oosten geweest te zijn, keerde hij in 63 naar Rome terug. Als volkstribuun (62) ontketende hij een felle actie tegen Cicero en bereidde hij Pompeius' terugkeer voor door samen met Caesar te ijveren voor een speciaal commando voor Pompeius tegen de Catilinariërs.
Als consul (57) droeg hij Pompeius de cura
annonae op. Ondanks hun vroegere antithese bevorderde
M. echter Cicero's terugkeer; ook Clodius
genoot zijn steun. Als proconsul in Spanje nam hij
deel aan de conferentie van het driemanschap te
Luca (56), maar hij stierf spoedig na zijn terugkeer
te Rome (55).
Lit. F. Münzer (PRE 3, 1216-1218). - J. van Ooteghem, Les
Caecilii Metelli de la Republique (Bruxelles 1967) 280-294.
(11) Quintus Caecilius Metellus Pius Scipio,
zoon van een
Publius Cornelius Scipio die praetor was in 94,
geadopteerd door Metellus. In 70 vC behoorde hij tot
de verdedigers van Verres. Later waarschuwde hij
Cicero voor de tegen hem beraamde aanslag van
de Catilinariërs (63).
Na volkstribuun (59),
praetor
(55) en interrex
(53) geweest te zijn werd hij, nadat
zijn candidatuur voor het consulaat van 52 door een
aanklacht wegens omkoperij mislukt was, door de
inmiddels tot zijn schoonzoon geworden Pompeius
gered en alsnog tot consul verheven. Hierna
ageerde hij tegen Cicero en tegen Caesar,
van wie hij de ontbinding van zijn leger eiste (49). Vanuit
zijn provincie Syria rukte M. in 48 met twee legioenen
Thessalië
binnen; in de slag bij Pharsalus
voerde hij het bevel over het centrum van Pompeius'
leger. Na diens nederlaag vluchtte hij naar
Africa, waar hij het opperbevel voerde over de
Pompeianen. Nadat hij ook na de nederlaag tegen
Caesar bij Thapsus (46)
had weten te ontkomen,
maakte hij bij Hippo Regius
een einde aan zijn leven.
Zowel Cicero als Caesar hadden een grote
minachting voor M.
Lit. F. Münzer (PRE 3, 1224-1228). - J. van Ooteghem, Les Caecilii Metelli de la Republique (Bruxelles) 298-327. [A. J. Janssen]