Publius Cornelius Scipio Africanus maior (ca. 235-183
vC), beroemd romeins veldheer, zoon van Scipio.
Uit zijn huwelijk met Aemilia, een zuster van
Aemilius Paullus, werden twee zoons,
Publius Scipio
en Lucius Scipio, en twee dochters geboren, van wie de ene
met Scipio Nasica Corculum trouwde en de andere,
Cornelia, de moeder werd van
Tiberius en
Gaius Gracchus.
In het begin van de tweede punische oorlog streed
Scipio mee aan de Ticinus (218), waar hij zijn vader het
leven redde, en bij Cannae (216),
waar hij als krijgstribuun
de overlevenden verzamelde. In 210 kreeg
hij, na als eerste ambteloos burger met het
imperium
proconsulare (zie ook
proconsul) te zijn bekleed,
het opperbevel tegen de Carthagers in Spanje. In een
offensieve strategie maakte hij zich meester van
Carthago Nova (209). Na invoering van een nieuwe
tactiek en verbetering van de bewapening trad hij
Hasdrubal Barcas in 208 bij Baecula tegemoet en
versloeg de Carthagers in 206 bij Ilipa, waarna dezen
zich uit Spanje terugtrokken en het romeinse
gezag daar gevestigd werd.
Tegen het verzet van de
senaat in zette Scipio als
consul van 205 zijn besluit tot
een invasie van Afrika door. Na
Locri Epizephyrii
aan Hannibal ontrukt te hebben stak hij over
naar Sicilië. In Afrika, waar hij het jaar daarop
landde, sloeg hij het beleg om
Utica, waar hij overwinterde.
In de lente van 203 brandde hij de kampen
van Syphax en van
Hasdrubal plat. Na verdere
succesvolle krijgsoperaties vroeg Carthago om
vrede. Terwijl tijdens een wapenstilstand de voorwaarden
daartoe te Rome werden besproken, keerde Hannibal
uit Italië naar Afrika terug en
brandden de gevechten in 202 opnieuw los. Tezamen
met Massinissa bracht Scipio
tenslotte bij Zama de
Carthagers een definitieve nederlaag toe, wat hem
de eretitel Africanus bezorgde. Het vredesverdrag
van 201 werd gevolgd door Scipio's triomf.
In 199 werd Scipio censor en
princeps senatus. Spoedig
pakten zich in het Oosten donkere wolken samen,
waar het door Flamininus vrij verklaarde Griekenland
operatieterrein dreigde te worden in de oorlog
tegen Antiochus de Grote. Vergeefs drong
Scipio er tijdens zijn tweede consulaat (194) op aan
Griekenland niet geheel te evacueren. Na in 193 te
Carthago nog belast te zijn geweest met een onderzoek
naar een grensgeschil tussen deze stad en Massinissa,
vergezelde hij in 190 als legatus zijn broer
Lucius Scipio, die het opperbevel had gekregen tegen
Antiochus, naar het Oosten. Hier kreeg hij van Antiochus
zijn gevangen, maar met onderscheiding behandelde
zoon Lucius Scipio terug. Wegens ziekte
kon hij echter niet persoonlijk deelnemen aan de
slag bij Magnesia
(190). Intussen veroorzaakte het
zelfbewuste optreden van de Scipiones moeilijkheden te
Rome, waar Cato een oppositie leidde, die
culmineerde in rechtszaken wegens omkoping door
Antiochus en verduistering van gelden. Of Scipio Africanus
ook zelf aangeklaagd werd, is onduidelijk.
Zijn broer echter werd veroordeeld, en het gevolg
van dit alles was dat de invloed van de Scipiones danig
werd ondermijnd. Verbitterd trok Scipio zich in 184
terug te Liternum in Campanië, waar hij weldra
overleed.
Scipio was een man van buitengewone kwaliteiten. Als
geniaal veldheer vestigde hij mede door zijn strategische
opvattingen en tactische hervormingen het
romeinse gezag in Spanje, Noord-Afrika en het
Oosten. Het half-professionele leger dat hij vormde
was hem zeer toegedaan; vooral de zege bij Zama
maakte zijn positie ongeëvenaard machtig. Scipio was
voorts een groot bewonderaar van de griekse cultuur.
Het nageslacht zag in hem een geestelijke zoon
van Alexander de Grote en een gunsteling van Juppiter
Capitolinus. Als politicus was hij echter minder
succesrijk; het was vooral persoonlijke naijver
die hem tenslotte uitschakelde en in een soort van
ballingschap dreef.
Lit. W. Henze (PRE 4, 1462-1470). - W. Schur, Scipio Africanus
und die Begründung der römischen Weltherrschaft (Leipzig
1927). H. H. Scullard, Scipio Africanus in the Second Punic War
(Cambridge 1930). R. M. Haywood, Studies on Scipio Africanus
(Baltimore 1933). H. Bengtson, Scipio Seine Persönlichkeit und
seine weltgeschichtliche Bedeutung (Historische Zeitschrift
168, 1943, 487-508). H. H. Scullard, Scipio Africanus, Soldier and
Politician (London 1969). G. Hafner, Das Bildnis des P.
Cornelius Scipio Africanus Maior (Archäologischer Anzeiger 1972,
474-492). R. Seguin, La religion de Scipion l'Africain (Latomus
33, 1974, 3-21).