Publius Clodius Pulcher
Publius Clodius Pulcher (ca. 92-52), berucht politiek
avonturier, eerzuchtig en radicaal tegenstander
van
de senaatspartij, broer van
Appius Claudius Pulcher
en van Clodia, voor wie hij in bandeloosheid
niet onder deed. In 68 vC hitste hij, om de aandacht
te
trekken, het leger van zijn zwager
Lucullus op tot
muiterij, in 65 diende bij, zonder succes, tegen
Catilina een aanklacht in wegens
afpersing. In december 62 verwekte C. een publiek schandaal door
als vrouw verkleed in het
huis van Caesar binnen te
sluipen om daar deel te nemen aan het slechts voor
vrouwen toegankelijke feest ter ere van de
Bona Dea
en aldus in contact te komen met Caesars gemalin
Pompeia; ontdekt en aangeklaagd wegens heiligschennis,
werd hij evenwel
door de omgekochte
rechters vrijgesproken. Sindsdien waren C. en
Cicero, die. hoewel diens vriend, tegen C. getuigd
had, doodsvijanden;
Clodius' vriend en beschermer
Caesar liet zich van Pompeia scheiden, omdat, naar
hij zei, 'op Caesars vrouw zelfs geen verdenking
mocht rusten'. Nadat Clodius in 61 en 60
quaestor op
Sicilië was geweest, ging hij in 59 met Caesars hulp
over tot de plebs (traductio in plebem), veranderde
zijn naam
in Clodius en werd, gesteund door de
driemannen
Pompeius,
Caesar en
Crassus, voor
het jaar 58 tot
volkstribuun gekozen. De volksgunst won
hij doordat hij een aantal populaire wetten wist te doen
aannemen, o.a. betreffende
graanuitdelingen onder het
volk en het recht van vrije
vereniging; de
consuls Gabinius en Piso bracht hij
op zijn hand door hun de door hen begeerde provincies
Syria en Macedonia te doen toewijzen.
Aldus verzekerd van veler steun, richtte C. zijn aanval
rechtstreeks op Cicero en de verbeten republikein Cato
minor: de eerste werd het slachtoffer van een door
Clodius ingediende wet die eiste dat
eenieder die een romeins burger zonder proces had
doen doden, verbannen moest worden. Cato werd
uit Rome verwijderd met de opdracht Cyprus te gaan
annexeren. In de volgende jaren beheerste C., nu
eens in vijandschap dan weer in bondgenootschap
met Pompeius, met zijn benden de straten van Rome;
toen ook Milo en Sestius benden op de been
brachten, leidde dit geregeld tot hevige straatgevechten.
In een daarvan werd Clodius door Milo's trawanten gedood
(18 januari 52); het gepeupel verbrandde zijn lijk in
de curia, die een prooi der vlammen werd.
C. heeft door zijn optreden zeer veel bijgedragen
tot de ondergang van de romeinse republiek.
Lit. Vele brieven en redevoeringen van Cicero, met name
diens Pro Sestio, Pro Milone en Pro domo. - Fröhlich (PRE
4, 82-88). - E. Manni, L'utopia di Clodio (Riv. di Filologia
e d'Istruzione Classica 18, 1940, 161-178).