Bona Dea

Bona Dea (de Goede Godin) schijnt oorspronkelijk een bijnaam van de oud-romeinse godin Fauna te zijn geweest; later zelfstandig geworden, was Bona Dea de beschermster van de vruchtbaarheid der velden en werd dikwijls met Ops en Maia geïdentificeerd. Ook vindt men Bona Dea als epitheton van Iuno en Venus, maar in deze gevallen behoeft men niet aan identificatie te denken.
Een ca. 272 uit Tarente overgenomen cultus van de griekse vruchtbaarheidsgodin Damia werd waarschijnlijk naderhand met die van Bona Dea verbonden. Ter ere van Bona Dea werd begin december door de romeinse matronae en de vestaalse maagden een mysteriefeest gevierd, waarbij mannen niet tegenwoordig mochten zijn.

Het werd gehouden in de woning van een consul of praetor; diens vrouw bracht samen met de vestaalse maagden het offer, een zeug. want mannelijke dieren waren taboe. Publius Clodius Pulcher nam eens als vrouw verkleed aan dit feest deel, hetgeen een publiek schandaal verwekte. De tempel van Bona Dea te Rome lag aan de voet van de Aventijn. In deze tempel werden heilige slangen gehouden, in de tempeltuin geneeskrachtige kruiden gekweekt; daarom vermoedt men bepaalde relaties rnet de Asclepiuscultus. Inscripties wijzen erop dat heiligdommen van de godin zich verder vooral in Midden- en Noord-Italië bevonden, maar ook in Zuid-Frankrijk, Pannonië en Africa. Bona Dea werd gewoonlijk zittend uitgebeeld, met een hoorn des overvloeds of een slang in de hand.


Lit. R. Peter (Roscher 1, 789-795). G. Wissowa (PRE 3, 686-694). Id., Religion und Kultus der Römer² (München 1912) 216-219. A. Greifenhagen (RAC 2, 508-510). Id. Bona Dea (Mitt. des Deutschen Arch. Inst. in Rom 52, 1937, 227-244). K. Latte, Römische Religionsgeschichte (München 1960) 278-231. H. Brouwer, B. D. De bronnen en een beschrijving van de cultus (Diss. Utrecht 1982). [Bartelink]


Lijst van Namen