
 Tarente (Τάρας, Tarentum, tegenwoordig Taranto), 
griekse kolonie in Zuid-Italië, gelegen aan de
gelijknamige Golf.  De oudste nederzetting, 
die sedert het neolithicum bewoond was,
lag in het noordwesten, tegenover de latere stad en
heet Scoglio  del Tonno. Aardewerk uit de laat-myceense 
periode wijst op vroege handelscontacten
met het Aegeïsche gebied. Tegen het eind  van de
8e eeuw vC, volgens de overlevering 706 vC, werd
onder leiding van Phalantus een spartaanse 
volksplanting gesticht. De  bevolking bestond uit 
Partheniërs, kinderen van ongehuwde spartaanse vrouwen
(παρθένοι), die in de moederstad niet als burger 
erkend werden.
Tarente (Τάρας, Tarentum, tegenwoordig Taranto), 
griekse kolonie in Zuid-Italië, gelegen aan de
gelijknamige Golf.  De oudste nederzetting, 
die sedert het neolithicum bewoond was,
lag in het noordwesten, tegenover de latere stad en
heet Scoglio  del Tonno. Aardewerk uit de laat-myceense 
periode wijst op vroege handelscontacten
met het Aegeïsche gebied. Tegen het eind  van de
8e eeuw vC, volgens de overlevering 706 vC, werd
onder leiding van Phalantus een spartaanse 
volksplanting gesticht. De  bevolking bestond uit 
Partheniërs, kinderen van ongehuwde spartaanse vrouwen
(παρθένοι), die in de moederstad niet als burger 
erkend werden.
 In de 6e en 5e eeuw vC kwam de stad, mede dank
zij haar gunstige ligging en handel met de inheemse
bevolking, de Messapiërs 
en Peucetiërs, tot grote
bloei. Omstreeks 475 vC behaalden de Tarentijnen
enkele overwinningen op de Messapiërs,  waarvan
wijgeschenken in Delphi getuigen, maar kort daarna
werden zij verpletterend verslagen. Waarschijnlijk
werd daarop een  democratische staatsvorm 
aangenomen. Na de neergang van 
Croton werd de rol
van T. gaandeweg belangrijker. In 433 vC werd zelfs
de dochterstad Heraclea 
(tegenwoordig Policoro)
westwaarts aan de golf gesticht als voorpost tegen
het door Athene gestichte Thurii.
Vermoedelijk tussen 370 en 360 vC werd de stad
door de pythagoreïsche staatsman-filosoof 
Archytas 
bestuurd. Blijkens de rijke vondsten aan
goud en munten was T. in deze tijd bijzonder 
welvarend. Dit trok dan ook  de Lucaniërs aan, die 
herhaaldelijk aanvallen op de stad ondernamen. 
Daartegen ontboden de Tarentijnen verschillende 
'condottieri'  uit het moederland, o.a. 
Archidamus
van Sparta in 344 vC en Alexander 
van Epirus in 335 vC.
In de 6e en 5e eeuw vC kwam de stad, mede dank
zij haar gunstige ligging en handel met de inheemse
bevolking, de Messapiërs 
en Peucetiërs, tot grote
bloei. Omstreeks 475 vC behaalden de Tarentijnen
enkele overwinningen op de Messapiërs,  waarvan
wijgeschenken in Delphi getuigen, maar kort daarna
werden zij verpletterend verslagen. Waarschijnlijk
werd daarop een  democratische staatsvorm 
aangenomen. Na de neergang van 
Croton werd de rol
van T. gaandeweg belangrijker. In 433 vC werd zelfs
de dochterstad Heraclea 
(tegenwoordig Policoro)
westwaarts aan de golf gesticht als voorpost tegen
het door Athene gestichte Thurii.
Vermoedelijk tussen 370 en 360 vC werd de stad
door de pythagoreïsche staatsman-filosoof 
Archytas 
bestuurd. Blijkens de rijke vondsten aan
goud en munten was T. in deze tijd bijzonder 
welvarend. Dit trok dan ook  de Lucaniërs aan, die 
herhaaldelijk aanvallen op de stad ondernamen. 
Daartegen ontboden de Tarentijnen verschillende 
'condottieri'  uit het moederland, o.a. 
Archidamus
van Sparta in 344 vC en Alexander 
van Epirus in 335 vC.
|  | 
| De Dorische tempel uit de 6e eeuw v.C. | 
Tijdens de tweede punische oorlog werd T. in 213 vC door Hannibal ingenomen, maar in 209 vC werd het door Quintus Fabius Maximus heroverd en geplunderd. In 123 vC werd er de colonia Neptunia gevestigd. Pompeius gaf haar in 67 vC aan ex-piraten ter bewoning. In 60 nC werden er door Nero veteranen gevestigd. De stad, die geleidelijk in belang afnam, was lange tijd een steunpunt van de griekse cultuur in Zuid-Italië. T. werd gesticht op een landtong, die een grote binnenhaven bijna geheel afsloot. De acropolis met een maximale hoogte van 16 m die door een aparte ringmuur was omgeven, lag op de meest westelijke punt, waar de haven in latere tijd door een brug kon worden afgesloten. De latere benedenstad strekte zich ten oosten van de acropolis uit. Zij was door een stadsmuur van 8 km lengte omgeven. Zowel op de acropolis als in de benedenstad heeft men sporen van een regelmatig stratenplan gevonden.
De agora, waar het beroemde kolossale Zeusbeeld van Lysippus stond, lag dicht bij de acropolis. Ook twee andere markten - een voor stoffen en een voor vlees - worden in de antieke literatuur genoemd. Onder de kerk van de S. Trinita bevinden zich de resten van een vroeg-archaïsche dorische tempel (ca. 550 vC). Een aantal andere heiligdommen is slechts uit de antieke schrijvers bekend. Ook zijn offerdepots met tal van wijgaven gevonden. Eén depot leverde niet minder dan 30.000 stuks op. De graven, met een rijke inhoud aan bijgaven, vooral vazen, terracotta's en juwelen, zijn binnen het antieke stadsgebied gevonden. Volgens een orakel begroef men te T., evenals in de moederstad, binnen de stadsmuren. Ook zijn er veel monumentale en beschilderde grafkamers gevonden. Van funerair karakter zijn de vele locale reliëfs in zachte kalksteen, die vooral dateren uit de hellenistische tijd. De tarentijnse koroplasten hebben een enorme hoeveelheid terracotta-beeldjes geproduceerd, die een grote verspreiding vonden in Zuid-Italië. Ook van de locale edelsmeedkunst zijn fraaie voorbeelden bewaard.
Het Museo Nazionale te Taranto heeft de grootste
collectie tarentijnse oudheden.
Lit. Strabo 6, 3; Polybius 8, 26-36; Livius 25, 7-11; 27, 25-27. - R. Oehler (PRE 4A, 2302-2313). N. Degrassi (EAA 7, 603-617)- Jaarlijkse berichten in Atti dei Convegni di Studi sulla Magna Grecia 1, 1961, vooral 10, 1970: Taranto nella civilta della Magna Grecia. H. Klumbach, Tarentiner Grabkunst (Reutlingen 1937). P. Wuilleumier, Tarente des origines à la conquête romaine (Paris 1939 = 1968). C. Drago, Il Museo Nazionale di Taranto (Rome 1956). B. M. Kingsley, The Terracottas of the Tarentine Greeks (Malibu 1976). J. C. Carter, The Sculpture of Taras (Philadelphia 1977). E. Greco, Magna Grecia (Rome/Bari 1980). [J. A. de Waele]