Verzamelnaam voor vier lange, twee midellange en 27 kortere, in dactylische hexameters en epische taal gedichte griekse godenhymnen, in de oudheid ὕμνοι of προοίμια genoemd. Ze werden als inleiding op de voordracht van grote epen door de rhapsoden voorgedragen - ongetwijfeld dikwijls à l'improviste - om de godheid te eren bij wiens feest zij optraden. De collectie is overgeleverd op naam van Homerus, maar reeds in de oudheid werd diens auteurschap door velen ontkend. De oudste van deze hymnen moeten in de 8e en 7e eeuw, de jongste in de 6e eeuw vC gedateerd worden; de hymne op Ares kan moeilijk vóór de hellenistische tijd ontstaan zijn.
In de vier lange hymnen - in de editie van Allen de nummers 2, 3, 4 en 5 - is de lofiang tot een episch relaas van enkele honderden venen uitgedijd. De hymne op Demeter (495 verzen) verhaalt de roof van Persephone, de hereniging van moeder en dochter en de stichting van de mysteriën van Eleusis; de hymne op Apollo valt uiteen in twee delen, waarvan het eerste (1-178) de geboorte van Apollo en Artemis op Delus, het tweede (179-546) de vestiging van Apollo's orakel in Delphi beschrijft; de hymne op Hermes (580 verzen) schildert op luchtige toon hoe de god reeds als baby de citer uitvond en vijftig runderen stal uit de kudde van zijn broer Apollo; de hymne op Aphrodite (293 verzen) vertelt hoe de godin door Zeus voor het onheil dat zij onder de goden aanrichtte, gestraft werd met verliefdheid op een sterveling, de trojaanse prins Anchises.
In de hymne op Dionysus (nr. 7; 59 verzen) wordt de legende weergegeven dat de god werd geroofd door tyrrheense zeerovers, die hij in dolfijnen veranderde; in de hymne op Pan (nr. 19; 49 verzen) vertellen bergnimfen de geboorte van de god.
De korte hymnen - op Dionysus (1 en 26), Aphrodite (6 en 10), Ares (8), Artemis (9 en 27), Athene (11 en 28), Hera (12), Demeter (13), de Moeder der Goden (14), Heracles (15), Asclepius (16), de Dioscuren (17 en 33), Hermes (18), Hephaestus (20), Apollo (21), Poseidon (22), Zeus (23), Hestia (24 en 29), Apollo en de Muzen (25), Gaia (30), Helios (31) en Selene (32)- bevatten gewoonlijk slechts enkeie titels van de godheid en enkele toespelingen op haar activiteiten.
De tekstoverlevering van de H.h. berust op 28 handschriften
uit de 14e, 15e en 16e eeuw, die verdeeld
worden in drie families; het beroemdst is de codex
Leidensis 33H uit de 14e eeuw, het enige handschrift
waarin de grote Demeter-hymne bewaard is gebleven.
Lit. Uitgaven: Editio princeps door Demetrius Chalcondyles (Florence 1488), van de Demeter-hyntne door D. Ruhnken (Leiden 1780). Beste moderne edities: T. W. Allen/W. R. Halliday/E. E. Sikes, The Homeric Hymns (Oxford 1904, ²1936; nret engelse commentaar). T. W. Allen, Homeri Opera 5 (Oxford 1912). Uitgave met commentaar: N.J. Richardson, The Homeric Hymn to Demeter (Oxford 1974). Met franse vertaling: J. Humbert, Homère, Hymnes (Paris 1936, 1959). Met duitse vertaling: A. Weiher. Homerische Hymnen (München 1951, ²1961). Nederlandse vertaling van de hymnen op Aphrodite, Derneter en Apollo door A. Timmerman (Nieuwe Gids 39, 1924, 570-578; 695-709; 40, 1925, 728-744).
R. Wünsch (PRE 9. 147-156). A. Lesky (PRE Suppl. 11, 1967,
138-144). GGL 1, 231-246. - A. Ludwich, Homerischer Hymnenbau
(Leipzig 1908). L. Radermacher. Der homerische
Hermeshymnus (Sitzungsber. Akad. Wiss. Wien. Phüolosischhistorische
Klasse 213, 1, 1931). L. Deubner, Der homerische
Apollonhymnos (Sitzungsber. Preuss. Akad. Wiss. Philologisch-historische
Klasse 1938, 24). P. K. Huibregtse, De
homerische Apollohymnus (Diss. Leiden, Groningen 1940).
O. Zumbach. Neuerungen in der Sprache der homerischen
Hymnen Diss. Zürich 1955). [Nuchelmans]