Rhapsode

vaas
Rhapsode draagt iets voor
(Amfoor uit 480 vC)
Rhapsode (ῥαψῳδός, letterlijk 'gezangen-aaneenrijger'). Deze naam droegen bij de Grieken de rondtrekkende beroepsvoordragers van poëzie, met name van de epen van Homerus. Deze rhapsoden moeten goed onderscheiden worden van de beroepszangers (ἀοιδοί) die improviserend en zichzelf op de lier begeleidend heldenepen dichtten, en tot wie Homerus, diens voorgangers en de meeste dichters van de epische cyclus gerekend moeten worden. De rhapsoden reciteerden de overgeleverde epen en droegen als teken van hun waardigheid een staf (ῥάβδος). Hun verschijning in het literaire leven van de Grieken viel na de creatieve periode van het archaïsche epos en vormde er de logische voortzetting van. Meestal verenigden zij zich, evenals de 'aoidoi' in gilden (Homeriden). Van tijd tot tijd traden ze ook zelf als scheppende kunstenaars op, waarbij ze de overgeleverde teksten inkortten, uitbreidden en veranderden; soms lieten ze aan hun voordracht een staaltje van eigen kunnen voorafgaan (Homerische hymnen). De rhapsoden hebben een belangrijke rol gespeeld in de tekstoverlevering van Ilias en Odyssee in de tijd dat geschreven teksten nog zeldzaam waren.

In de 6e en 5e eeuw vC behoorde hun optreden tot de normale programmapunten van alle voornaamste griekse festivals; aan Pisistratus (6e eeuw) wordf het voorschrift toegeschreven dat bij het Panathenaeën-feest de gehele Ilias en Odyssee in de juiste volgorde door elkaar afwisselende rhapsoden in onderlinge wedstrijd moesten worden voorgedragen. Plato spot in zijn dialoog Ion met de schijngeleerdheid van de rhapsoden. Tot in de 1e eeuw nC bezitten we getuigenissen over hun werkzaamheid.


Llt. H. Patzer, ΡΑΨΩΙΔΟΣ (Hermes 80, 1952, 314-325). W. Schadewaldt, Von Homers Welt und Werk (Stuttgart 1959) 5686. J. A. Davison, The Transmission of the Text (in: A. J. Wace/F. H. Stubbings, A Companion to Homer, London 1962, 215-233). [Nuchelmans]



Register