Andocides

Andocides (Ἀνδοκίδης), griekse eigennaam:

(1) Andocides, atheense ceramiekfabrikant uit het laatste kwart van de 6e eeuw vC. Uit zijn atelier kennen we acht gesigneerde werken, waarvan er vier beschilderd zijn door de anonieme kunstenaar die de 'schilder van A.' wordt genoemd. Deze, aan wie bovendien een aandeel wordt toegeschreven in de beschildering van een achttal andere prachtstukken, is waarschijnlijk de belangrijkste vazenschilder uit de overgangstijd van zwart- naar roodfigurige ceramiek. Het meest karakteristiek voor zijn geraffineerde en enigszins gemaniëreerde stijl zijn een half zwart- half roodfigurige amfora in de Antikensammlung te München, waarop tweemaal de op een rustbed liggende Heracles in gesprek met de godin Athene is afgebeeld, een kleurrijke amfora in de collectie Faina te Orvieto (Heracles strijdend tegen de Amazonen) en een geheel roodfigurige amfora in het Louvre, waarop een lierspeler staat.

vaas
Heracles vecht met de leeuw van Nemea (Brits Museum)


Lit. J. D. Beazley, Attic Red-figure Vase-painters (Oxford 1942) Ivv. Id., The Development of Attic Black-figure (Berkeley 1951) 75-78. Id., Attic Black-figure Vase-painters (Oxford 1956) 243v; 715. [Nuchelmans]


Lijst van Namen


(2) Andocides, attische redenaar van adellijke afkomst, zoon van Leogoras (ca. 440-na 390). In 415 werd hij beschuldigd van medeplichtigheid aan de geheimzinnige nachtelijke verminking der hermen en aan profanatie van de mysteriën van Eleusis. Ten aanzien van het laatste kon hij zijn onschuld aantonen, voor het eerste werd hij echter gearresteerd. Op belofte van straffeloosheid noemde hij de namen van zijn medeplichtigen, werd niet veroordeeld, maar wel van zijn burgerrechten vervallen verklaard en begaf zich naar het buitenland. In 411 verleende A. belangrijke diensten aan de atheense vloot bij Samus en keerde naar Athene terug om voor een opheffing van zijn vonnis te pleiten. Dit mislukte, evenals een tweede poging in 407; eerst na de algemene amnestie van 403 kon hij weer aan het politieke leven deelnemen. In 399 werd hij door zijn politieke vijanden opnieuw aangeklaagd wegens heiligschennis: hij zou aan de mysteriën deelgenomen hebben, terwijl hem dit wettelijk verboden was; de amnestie zou alleen op zijn politieke rechten betrekking hebben gehad. A. wist zich echter vrij te pleiten. In 392 maakte hij deel uit van het gezantschap dat naar Sparta gezonden werd om over de vrede te onderhandelen; teruggekeerd in Athene trachtte hij daar de overeengekomen voorwaarden goedgekeurd te krijgen, hetgeen mislukte. Slechts door een vrijwillige ballingschap kon hij zich onttrekken aan het doodvonnis dat de van corruptie betichte gezanten trof. Over de rest van A.' leven is ons niets bekend. Drie redevoeringen van A. zijn bewaard gebleven:

1. Περὶ τῆς ἑαυτοῦ καθόδου (Over zijn terugkeer), gehouden in 407.

2. Περὶ τῶν μυστηρίων (Over de mysteriën), gehouden in 399, de belangrijkste van de drie.

3. Περὶ τῆς πρὸς Λακεδαιμονίους εἰρήνης (over de vrede met de Lacedaemoniërs), van 391.

Een vierde op A.' naam staande rede, Κατὰ Ἀλκιβιάδου (Tegen Alcibiades), is waarschijnlijk een vervalsing uit latere tijd. Het oudste handschrift van A.' redevoeringen is de codex Burneianus 95 (British Museum) uit de 13e eeuw.

Taal en stijl van A., die geen beroepsredenaar was, zijn niet in overeenstemming met de klassieke regels van het genre; ze staan in vele opzichten dicht bij de omgangstaal, maar zijn juist daardoor soms levendig en boeiend. In de canon van de 10 attische redenaars staat A. op de tweede plaats.


Lit. Uitgaven: Ed. princeps Venetië 1513. Beste moderne edities van F. Blass/C.Fuhr, Andocidis Orationes (Leipzig 1913), met franse vertaling G. Delmeyda, Andocide. Discours (Paris 1930), met engelse vertaling bij K. J. Maidment, Minor Attic Orators 12 (Loeb Classical Library, London 1953). D. MacDowell, Andokides. On the Mysteries. The Text edited with Introduction, Commentary and Appendices (Oxford 1962). - Th. Thalheim (PRE 1, 2124-2129). - L. L. Forman, Index Andocideus, Lycurgeus, Dinarcheus (Oxford 1897). S. S. Kingsbury, A Rhetorical Study of the Style of Andocides (Baltimore 1899). A. Schroff, Zur Echtheitsfrage der 4. Rede des Andokides (Erlangen 1901). U. Albini, Rassegna di studi andocidei (Atene e Roma N.S. 3, 1958, 129-148). [Nuchelmans]


Lijst van Namen