Antiphon (Ἀντιφῶν) van Rhamnus (ca. 480- 411), zoon van Sophilus, eerste van de tien attische redenaars. Als overtuigd tegenstander van de democratie speelde hij een belangrijke rol in de oligarchische beweging van 411, die tot het kortstondig bewind van de raad der 400 leidde. Na de val hiervan werd A. van hoogverraad beschuldigd en ondanks zijn meesterlijke verdediging door een redevoering Περὶ μεταστάσεως (Over de verandering van staatsvorm) ter dood veroordeeld. Daarvóór was A. waarschijnlijk weinig in de politiek opgetreden. Bekend was hij geworden als leraar in de welsprekendheid en als eerste logograaf.
Van de 60 op zijn naam staande redevoeringen zijn er 15 bewaard, waarvan er 3 waarschijnlijk echte pleidooien zijn, 12 als oefeningen zijn bedoeld; alle gaan over moordgevallen.Voor werkelijke processen zijn geschreven de nummers 1, 5 en 6 van onze uitgaven:
1. Φαρμακείας κατὰ τῆς μητρυιὰς (aanklacht wegens vergiftiging tegen de stiefmoeder): de vader van de aanklager en een vriend van deze vader zouden door hun verongelijkte vrouwen vergiftigd zijn.
5. Περὶ τοῦ Ἡρῴδου φόνου (De moord op Herodes): Herodes is op reis spoorloos verdwenen en een van zijn reisgenoten moet zich tegen de beschuldiging van moord op hem verdedigen.
6. Περὶ τοῦ χορευτοῦ (Over het koorlid): verdediging van een koorleider die aansprakelijk wordt gesteld voor de dood van een tot het koor behorende jongen aan wie hij tijdens de repetities een middel heeft gegeven om zijn stem te verbeteren.
De retorische oefenstukken (nummers 2, 3 en 4), waarvan de authenticiteit door velen betwijfeld wordt, heten Τετραλογίαι: groepen van vier redevoeringen over gefingeerde gevallen, waarin aanklager en verdediger ieder twee maal spreken: aanklacht, verdediging, repliek, dupliek. De eerste reeks behandelt een geval van werkelijke moord, de tweede een geval van onvrijwillige .doodslag, de derde dat van gerechtvaardigde moord uit wettige zelfverdediging.
Van Περὶ μεταστάσεως en enkele andere redevoeringen zijn fragmenten bewaard gebleven.
In de stijl en de bewijsvoering van A. - hij gebruikt vooral het waarschijnlijkheidsbewijs - is de invloed van de sofistiek merkbaar. Zijn stijl, waarin eenheid ontbreekt, is stoer en mannelijk, soms wat plechtig en stijf; zijn taal is eenvoudig, pathos treft men er weinig in aan. Thucydides (8, 68) toont grote waardering voor A.
De belangrijkste handschriften die het werk van A. bevatten zijn codex Burneianus 95 (British Museum) uit de 13e en codex Bodleianus Auct. II 8 (Oxford) uit de 14e eeuw.
Misschien is de redenaar A. dezelfde persoon als de
attische sofist uit deze tijd (zie Antiphon de sofist).
Lit. Uitgaven: Editio princeps: Venetië 1513. Beste moderne
edities: F. Blass/Th. Thalheim, Antiphontis orationes et
fragmenta (Leipzig 1914). Met inleiding en franse vertaling L.
Gernet, Antiphon, Discours suivis des fragments d'Antiphon
le sophiste² (Paris 1954). Met engelse vertaling bij K. J.
Maidment, Minor Attic Orators 12 (Loeb Classical Library,
London 1953). De tetralogieën ook bii L. Radermacher, Artium
scriptores, Reste der voraristotelischen Rhetorik (Wien
1951) 81-102. Nederlandse vertaling en commentaar in de
ediries van J., H. Thiel, Antiphons erste Tetralogie (Groningen
1932), S. Wijnberg, Antiphon's eerste rede (Diss.
Groningen; Amsterdam 1938) en H. M. ten Berge, Antiphon's
zesde rede (Diss. Groningen; Nijmegen 1948). - F. L. van
Cleef, Index Antiphonteus (Ithaca, New York 1895). - F.
Solmsen, Antiphonstudien (Berlin 1931). G. Vollmer, Studien
zum Beweis antiphontischer Reden (Diss. Hamburg 1958).
[Ros]