Acroterium (ἀκρωτήριον), letterlijk 'uiteinde', in de
antieke bouwkunst een plastiek van terracotta, steen
of marmer in de vorm van een beeld, vaas of plant
(b.v. een roset of palmet), ter versiering geplaatst op
het midden (a. medianum) of de uiteinden (a. angulare)
van een gevel of fronton, op een stele, op de
voorsteven van een schip, later ook op kasten e.d.
De ontwikkeling van het a. is te volgen vanaf de 7e
eeuw vC. Vele fraaie exemplaren (bv.'Zeus en Ganymedes'
in het museum van Olympia) worden in de
musea bewaard. Ook na de Oudheid is het a. een
geliefd ornament gebleven. Zie ook Grieken,
Bouwkunst. Hier links Zeus en Ganymedes van Olympia.
Lit. A. Andrén (EAA 1, 55-61). - E. Doudas van Buren, Archaic
Fictile Revetments in Sicily and Magna Graecia (London
1923). Id., Greek Fictile Revetments in the Archaic Period
(London 1926). C. Praschniker, Zur Geschichte des
Akroters (Brünn 1929). K. Volkert, Das Akroter in der
antiken, besonders der griechischen Baukunst I. Archaische Zeit
(Düren 1932). H. Gropengiesser, Die pflanzlichen Akrotere
klassischer Tempel (Mainz 1961). [Nuchelmans]