Ganymedes


zeus en ganymedes
Zeus ontvoert Ganymedes; de haan in de hand
van Ganymedes wijst op een liefdesverhouding
(Terracottagroep uit Olympia 470 v.C.)
Ganymedes (Γανυμήδης), legendarische trojaanse prins, volgens de meest gangbare opvatting jongste zoon van koning Tros en van Callirrhoë, een dochter van de riviergod Scamander. G. weidde de schapen van zijn vader op de hellingen van het Ida-gebergte bij Troje, toen Zeus de knappe jongen zag en in liefde voor hem ontstak. Zeus zond zijn adelaar, die G. naar de woonplaats der goden voerde. Daar werd hij schenker bij de maaltijden. Aan de bedroefde vader schonk de oppergod als vergoeding een span onsterfelijke paarden, volgens anderen een door Hephaestus vervaardigde gouden wijnstok. Andere versies maken van G. een zoon van Tros' vader Erichthonius, van Tros' zoon Assaracus of van Tros' kleinzoon Laomedon. Als schakers worden ook genoemd Zeus zelf, Tantalus of Eos, terwijl de roof ook wel op Kreta, in Mysië of op Euboea gelocaliseerd wordt. De adelaar zou na het volbrengen van zijn opdracht in het gelijknamige sterrebeeld veranderd zijn, G. later in dat van de Waterdrager (Aquarius).

G. was sinds het begin van de 5e eeuw vC een geliefd onderwerp voor beeldhouwers en vazenschilders. Een marmeren kopie van een bronzen beeld (G. door een adelaar ontvoerd) van Leochares (ca. 340 vC) bevindt zich in het Vaticaans Museum; een acroterium van terra-cotta in het museum van Olympia geeft G. weer, ontvoerd door Zeus; op een roodfigurige drinkschaal in het museum van Tarquinia bedient G. Zeus.

Lit. Ilias 5, 265-269; 20, 232-235. Hymne aan Aphrodite 202-217. Ovidius, Metamorfosen 10, 155-161. - W. Drexler (Roscher 1, 1595-1603). P. Friedländer (PRE 7, 737-749). H. Sichtermann (EAA 3, 788-790). - R. Herbig e.a., Ganymed. Heidelberger Beiträge zur antiken Kunstgeschichte (Heidelberg 1949). H. Sichtermann, Ganymed. Mythos und Gestalt in der antiken Kunst (Berlin 1953). G. Lippold, Leda und Ganymed (München 1954). P. Bruneau, Ganymède et l'aigle (Bull. de Corr. Heil. 86, 1962, 193-228). [Suys-Reitsma]


mythen