Omstreeks die tijd verliet Heracles de herders en de kudden en trok
naar een eenzame streek, om erover na te denken welke levensweg hij in
zou slaan. Terwijl hij zo zat te peinzen, zag hij twee rijzige vrouwen
op zich toekomen. De ene had een waardig en edel uiterlijk en een ingetogen
blik; vlekkeloos wit was haar gewaad. De andere had uitdagende vormen en
een drieste oogopslag. Haar gelaat was geblanket en zij droeg doorzichtige
kleding. Telkens keek zij naar haar eigen schaduwbeeld. Toen het tweetal
naderbij kwam, verhaastte de eerste niet haar pas, maar de tweede liep
haar voorbii, ging op de jongeling toe en sprak tot hem: "Heracles
ik zie dat je aarzelt welke weg je zult kiezen om door het leven te gaan.
Indien je mij als je gezellin kiest, zal ik je langs een weg van louter
genot voeren en geen enkel ongemak zal je deel zijn. Aan alle lusten zal
je toe kunnen geven en niets behoeven te weigeren dat je behaagt."
Toen Heracles dit aanlokkelijke aanbod hoorde, vroeg hij verwonderd naar
haar naam. En zij antwoordde: "Mijn vrienden noemen mij de Gelukzaligheid,
maar mijn vijanden die mij kleineren willen, noemen mij de Ondeugd."
Intussen was de andere vrouw naderbij gekomen. "Ook ik kom tot je,
Heracles," sprak zij, "want ik ken je ouders en weet hoe je bent
opgevoed en ik hoop dat je in het grote en het goede zult uitblinken! Maar
weet wel, dat slechts een lange en moeizame weg de mens voert naar al wat
goed en waardevol is, want aldus hebben het de goden bestemd. Is het je
wens dat de Grieken je om je rechtschapenheid en moed bewonderen, dan dien
je de weldoener van het land te worden. Wie oogsten wil, moet zaaien. Wie
wil zegevieren, moet de krijgskunst leren en wie zeggenschap over zijn
lichaam wil hebben, moet het harden door arbeid en inspanning."
Nu viel de Ondeugd haar in de rede: "Zie je wel, lieve Heracles, langs
welk een lange en bezwaarlijke weg zij je voeren wil!"
"Schaam je!" sprak de Deugd streng. "Jij eet voordat je
honger hebt en drinkt voordat je dorstig bent. Geen bed is je zacht genoeg.
Je vrienden laat je de nachten doorbrassen en het beste deel van de dagen
verslapen. Hoewel je onsterfelijk bent, hebben de goden je verstoten en
goede mensen verachten je. In mij vinden echter de kunstenaars een gerede
helpster en de huisvaders een getrouwe leidster, het volk een liefdevolle
steun. Zij die mij volgen, scheppen vreugde in het leven; alles smaakt
hun goed: spijs, drank en slaap. Door mij te volgen worden zij bemind door
goden en stervelingen, geacht door het vaderland. Kies je zulk een leven,
jongeling, dan vind je de werkelijke gelukzaligheid !"