Moira (Μοῖρα). De term μοῖρα (= μόρος, αἶσα) duidde in de levensvisie van het oude griekse epos de concrete portie leven aan die elke mens als lot ten deel viel. Omdat ieders bestaan, ingepast in het patroon van tijd, plaats en gemeenschap, onafwendbaar verliep, werd de 'individuele ievensportie' geacht te resulteren uit een universele drijvende kracht, een 'vooraf bepaalde lotsbeschikking', die zich het duidelijkst uitte in de onafwendbare noodzaak van het sterven (μοῖρα ook = 'doodslot'). Aldus werd in de μοῖρα een macht Μοῖρα aanwezig gevoeld en als wereldordening aanvaard. Homerus droeg tot deze ontwikkeling enerzijds bij door een eerste confrontatie van noodlot en goddelijke almacht, anderzijds door een begin van personificatie (meervoud Μοῖραι in Ilias 24, 49). De machtsverhouding tussen Zeus en M. is een theologisch probleem dat door de homerische mens niet werd gesteld: voor hem bestonden naast elkaar twee ordenende visies die onafhankelijk beleefbaar waren. Zowel de harmonisering van Zeus en M. als het conflict tussen noodlot en vrije wil werden wèl een netelige opgave voor de wijsgeren en de tragici.
De verbijzondering tot drie Moiren, hun benaming en genealogie zijn posthomerisch: de schikgodinnen Clotho, Lachesis en Atropus werden dochters van Zeus en Themis (Hesiodus, Theogonie 901-906), wier respectieve taken met betrekking tot de levensdraad (deze reeds Ilias 20, 127v en 24, 209v) door de latere poëzie nader omschreven werden. In de 3e eeuw vC werden de romeinse Parcen en Fata met de griekse Moiren geïdentificeerd. De oudste afbeelding van de Moiren vinden we op de z.g. François-krater.
Lit. P. Weizsäcker (Roscher 2, 3084-3102). S. Eitrem (PRE 15, 2449-2497) C. Caprino (EAA 5 143v) M. Nilsson, Geschichte der griechischen Religion 1³ (München 1967) 361-368. - A. Mayer, M. in griechischen Inschriften (Giessen 1927). E. Leitzke, M. und Gottheit im alten griechischen Epos (Göttingen 1930). E. Steinbach, Der Faden der Schicksalsgöttinnen (Leipzig 1931). U. Bianchi, Διὸς αἶσα (Rome 1953). C. Pistorio, Fato e divinita nel mondo greco (Palermo 1954). B. C. Dietrich, Death, Fate and the Gods (London 1965, ²1967). [Sanders]