Commodianus, christelijk latijns dichter. De meningen over de tijd waarin hij leefde zijn verdeeld; men denkt aan de 3e eeuw (Dombart, Manitius, Martin, Bardenhewer, Katwijk, Simonetti; in recente tijd Thraede, Gagé, Hoppenbrouwers) of aan de 5e eeuw (Brewer, Schanz, Courcelle - die afhankelijkheid van Orosius en Salvianus tracht te bewijzen -, Altaner, Mohrmann). Men heeft hem voornamelijk in Africa gelokaliseerd, maar ook bv. in Z.-Frankrijk (Brewer: Aries). Er bestaan slechts een tweetal getuigenissen uit de oudheid omtrent C. (Decretum Gelasianum en Gennadius). Zoals o.a. uit Instructio 1, 1, 4-7 blijkt is C. bekeerling. Hij was waarschijnlijk geen geestelijke, maar een ascetisch levende leek (mendicus Christi, Instr. 2, 39). Uit Instructio 2, 39 (nomen Gasaei) heeft men ook wel een relatie met Gaza in Palestina willen concluderen.
C. was aanhanger van het chiliasme en het patripassianisme
(sabellianisme). Sporen van zijn invloed
vindt men bij Ennodius en Caesarius van Aries. Bewaard
zijn gebleven de Instructiones en het Carmen
Apologeticum, geschreven in een vrij vulgaire, soms
wat duistere stijl. Belangrijk is dat het ritme niet
meer op de kwantiteit gebaseerd is, maar op het
woordaccent (een gegeven dat een rol speelt bij de
tijdsbepaling). De Instructiones werden in de 17e
eeuw te Angers ontdekt (in 1649 editio princeps
door Rigaltius). Het zijn 80 meest acrostichische gedichten
in 2 boeken. Boek 1 richt zich tot de joden
en heidenen, boek 2 tot de christenen (vermaningen
en richtlijnen). Ook de tijd waarin de antichrist
komt wordt er beschreven (het wereldeinde komt na
6000 jaar). Het Carmen Apologeticum (1060 hexameters)
werd in de 19e eeuw in Middlehill ontdekt
en in 1852 gepubliceerd door J. B. Pitra. Het bevat
titel noch auteursnaam, maar is steeds aan C. toegeschreven.
Het geschriftje wil heidenen en joden de
waarheid van de christelijke leer aantonen.
Lit. Uitgaven: E. Ludwig (Leipzig 1877-1878), B. Dombart
(CSEL 15, 1887). - Bardenhewer 2², 647-657. B. Altaner/
A. Stuiber, Patrologie (Freiburg 1966) 181v. Ludmilla Krestart
(RAC 3, 248-252). - H. Brewer, Kommodian von Gaza
(Paderborn 1906). Id., Die Frage um das Zeitalter Kommodians
(ib. 1910). J. Martin, Studien und Beiträge zur Erklärung
und Zeitbestimmung Commodians (TU 39, 4, 1913:
tegen Brewer). H. Vroom, De Commodiani metro et syntaxi
annotationes (Utrecht 1917). A. F. van Katwijk, Lexicon
Commodianeum (Amsterdam 1934). P. Courcelle, Commodien
et les invasions du Ve siècle (REL 24, 1946, 227-246). C.
Mohrmann, La langue et 1e style de la poésie chrétienne (REL
25, 1947, 280-289 = Études sur le Latin des Chrétiens 1,
Rome 1961², 151-168). K. Thraede, Beiträge zur Datierung
Commodians (Jahrbuch für Antike und Christentum 2, 1959,
90-114). J. Gagé, Commodien et le mouvement millénariste
du Ille siècle (258-262 ap. J.-C.) (Rev. d'hist. et de philos.
rel. 41, 1961, 355-378). H. A. M. Hoppenbrouwers, Commodien,
Poète chrétien (Graecitas et Latinitas Christianorum
primaeva, Supplementa 2,2; Nimègue 1964) 49-88. [Bartelink]