In engere zin was de s. een van staatswege georganiseerde religieuze festiviteit van een of meer dagen, op last van de senaat afgekondigd in noodsituaties (bv. bij oorlogsgevaar) of naar aanleiding van vreugdevolle gebeurtenissen (bv. na een overwinning).
Voor de duur van deze s. in engere zin
werden de tempels geopend en meestal kon elke
burger in een heiligdom van zijn keuze zijn offer
voltrekken. Naar de bedoeling van de s. worden
onderscheiden de obsecratio, waarbij tijdens het
offer een gebed tot de goden werd gericht om dreigende
gevaren af te wenden, en de gratulatio (vaak
de vervulling van een bij de obsecratio gedane belofte)
of dankzegging aan de goden voor de verkregen
gunst. Vooral militaire overwinningen gaven
aanleiding tot dit soort s. Op het einde van de republiek
en tijdens het principaat trad het religieuze
karakter daarbij hoe langer hoe meer op de achtergrond
ten voordele van het persoonlijke element
(eerbetoon aan en triomf van de zegevierende veldheer),
hetgeen gepaard ging met een steeds langere
duur van de s.nes. Zo kon keizer
Augustus zich beroemen
op 55 te zijner eer door de senaat uitgeroepen
s.nes, tezamen 890 dagen. De s.nes - zowel
obsecratio als gratulatio - werden dan ook weldra
een onderdeel van de keizercultus: men bad voor
het welzijn van de keizer of zijn familie of men
huldigde hem na behaalde successen.
Lit. G. Wissowa (PRE 4A, 942-951). - L. Halkin, La supplication d'action de gràces chez les Romains (Paris 1953). [van Uytfanghe]