Achaz (hebreeuws 'āhāz: hij houdt vast), in de inscripties van Tiglatpileser III (ANET 282a) vermeld als ja-u-ha-zi (=: Joahaz), zoon van koning Jotham van Juda en diens opvolger (742/736-727). In het begin van zijn regering trokken Rezin van Damascus en Pekah van Samaria tegen hem ten strijde om hem te dwingen tot deelnerning aan een anti-assyrisch bondgenootschap.
Hij werd in deze situatie door Jesaja
bemoedigd (Js 7,1-9), maar de verbonden koningen
bleken voorlopig overmachtig en sloegen zelfs het
beleg voor Jeruzalem. De komst van
Tiglatpileser
III, aan wie A. tribuut betaalde, dwong hen echter
naar eigen land terug te keren. Deze veroverde in
732 Damascus en doodde Rezin. A. haastte zich naar
Damascus om zijn onderwerping aan de nieuwe
heerser aan te bieden. Bij die gelegenheid zag hij een
altaar, waarvan hij een model liet maken om naar de
hogepriester Uria in Jeruzalem te zenden (2Kg 16,
10). Het is mogelijk, dat Hos 5,8-6,6 zinspeelt op het
oprukken der verbonden legers van Rezin en Pekah.
Lit. A. Alt, Hosea 5:8-6:6. Ein Krieg und seine Folgen in
prophetischer Beleuchtung (Kleine Schriften 3, München
1959, 163-187).
[Beek]