Beëlzebub

Beëlzebub is in de mond der farizeeën de naam van de opperste der boze geesten, met wiens hulp Jezus volgens hen de duivel uitdreef (Mc 3, 22 e.p., vgl. Mt 10, 25). In de oudere joodse literatuur komt deze naam niet voor. De hss. bieden drie vormen: Βεελζεβουλ (de meerderheid; in deze vorm ook buiten het NT), Βεεζεβουλ (B en meestal ook S; in het NT waarschijnlijk oorspronkelijk en te beschouwen als palestijnse volksuitspraak) en Βεελζεβουβ (Vg en de syrische vertalingen; zeker secundair). Afleiding en betekenis zijn onzeker. Volgens sommigen zou B. dezelfde zijn als de OTische Baäl-zebub en de naam wegens gemakkelijker uitspraak gedissimileerd of opzettelijk veranderd in B. (heer van de mest, d.w.z. van het offer aan de afgoden). Het is echter niet duidelijk, waarom de naam van de god van Ekron voor de opperste der boze geesten gekozen zou zijn. StB 1, 63 lv maakt onderscheid tussen Baäl-Zebub en B. en beschouwt B. als een verachtelijke woordvorming in de stijl der rabbijnen: heer van de mest, de duivel, aan wie in laatste instantie de afgodische cultus gebracht wordt. Inderdaad wordt zäbal (mesten) en de afleidingen in rabbijnse teksten voor afgoderij (mest opdragen) gebruikt. Waarschijnlijk hangt B. samen met ba'al-ze būl = beēl-šāmēn; zie Beëlsamen.


Lit. W. Foerster (ThW 1, 605). L. Gaston, Beelzebul (ThZ 18, 1962, 247-255). [v.d.Born]


Afkortingen Lijst van Namen