Joas (hebr. jō'ās = Jahwe heeft gegeven):
(1) Joas, koning van Juda (840-801). Toen Atalja, na de val van het huis der Omriden, waartoe zij behoorde, trachtte de gehele koninklijke familie in Jeruzalem om te laten brengen, werd J. gered door zijn tante Joseba, de vrouw van de priester Jojada. Deze laatste gaf na enige jaren het sein tot een paleisrevolutie, die Atalja ten val bracht en de zevenjarige J. op de troon (2Kg 11). Zijn tolerantie tegenover heidense godsdienstige praktijken vond geen genade in de ogen van het priesterschap. Toen bovendien zijn strijd tegen Aram ongelukkig afliep en J. zelfs de tempelschat moest uitleveren, was de ontevredenheid zo groot dat hij het slachtoffer werd van een samenzwering tegen zijn leven. Hij werd begraven in de Davidsstad en opgevolgd door zijn zoon Amasja (2Kg 12,20-21 en 14,1-5; 2Kr 22,10-24,27).
(2) Joas, koning van Israël (802-787), zoon van
Joahaz. Hij was gedurende zijn regering in staat het
aanzien van het noordelijke rijk te verhogen. Hij
streed succesvol tegen de koning van Juda, die hem
had uitgedaagd en brak bij die gelegenheid een deel
van de muur van Jeruzalem af (2Kg 14,8-14). Ook
wist hij gebieden, die aan Aram verloren waren gegaan,
te herwinnen (2Kg 13,22-25). Hij had steun
van de profeet Elisa, die hem drie overwinningen
voorspelde (2Kg 13,14-19).
[Beek]