Bisschopslijsten. Onder b. verstaat men de naamlijsten van de bisschoppen van een bepaalde plaats. In vier gevallen gaan dergelijke lijsten op stichting van een bisschopszetel door een apostel terug: Jeruzalem, Antiochië, Alexandrië en Rome. Voor het eerst vinden we een dergelijke lijst bij Irenaeus (Adversus haereses 3,3,1) ca. 180 nC. Deze beroept zich op de successie van de bisschoppen als bewijs voor de waarheid van de leer (hij geeft voor Rome de lijst: Linus, Anencletus, Clemens, Evaristus, Alexander, Sixtus, Telesphorus, Hyginus, Pius, Anicetus, Soter en Eleutherus). De belangrijkste vervolgen op deze lijst van Rome vindt men in de Chroniek van Hippolytus, in Pseudo-Tertullianus (Carm. adv. Marcion. 3,275-302: Oehler 2,792), de catalogus Liberianus van 354, het Panarion van Epiphanius (27, 6,7: GCS 1,310), Optatus van Mileve (2,3: CSEL 26,36 v.), verder bij Augustinus, Eusebius van Caesarea en Hieronymus.
De lijsten bevatten verschillende tegenspraken, maar
men heeft toch de historische betrouwbaarheid van
de ten dele vervormde naamlijsten weten te bewijzen.
De data van de regeringsjaren staan echter vóór
235 niet vast, aangezien ze waarschijnlijk geleidelijk
zijn toegevoegd: behalve de apostoliciteit van de
leer wilde men naderhand ook de successie in het
bisschopsambt duidelijk maken.
Lit. L. Koep (RAC 2, 407-415; 507v). E. Caspar, Die älteste
römische Bischofsliste (Berlin 1926). Th. Klauser, Die Anfänge
der römischen Bischofsliste (BZThS 8, 1931, 193-213).
[Bartelink]