Colossenzen (brief)

(I) Aanleiding tot dit schrijven was wel het bezoek van Epaphras, medewerker van Paulus en stichter van de gemeente van Colossae (1,8). De datering van de brief is evenals die van de overige Gevangenschapsbrieven omstreden; wij plaatsen hem tijdens de eerste romeinse gevangenschap (61-62). Tegen de echtheid worden bezwaren ingebracht op grond van vocabulair, stijl en theologie; ook hiervoor zij verwezen naar Gevangenschapsbrieven.

(II) Waarin de dwaling van de C. bestond, is slechts bij benadering vast te stellen uit de toespelingen die Paulus in cp 2 erop maakt. Daarbij dient men rekening te houden met de mogelijkheid, resp. waarschijnlijkheid, dat Paulus de leer beschrijft vanuit zijn eigen gezichtshoek.

(a) Allereerst hebben we er te doen met een gnosticerend streven naar diepere kennis, die Paulus karakteriseert als 'ijdel bedrog, berustend op menselijke overlevering' (2,8).

(b) Daarnaast treffen we de neiging aan tot overdreven ascetisme (2,20-23), wat met het streven naar kennis verband kan houden, daar het een algemeen verbreide gedachte is, dat de geest vrij komt door beheersing van het lichamelijke.

(c) Deze laatste stroming schijnt onder joodse invloed te staan, want er is sprake van spijswetten en feesten (2,16).

(d) Deze gnostisch-judaïstische dwalingen treft men ook elders aan, bv. in Corinthe. Eigen aan de ketterij van de C. is de verering van engelen (2,18) en wereldgeesten (2,8.20; vgl. Gal 4,3.9), die eveneens voorkomt in het laat-jodendom, maar die hier wellicht ook onder invloed staat van de oosterse astrale cultus. Deze laatste trek is voor Paulus aanleiding om uitvoerig te spreken over het kosmische primaat van Christus, die de hemelse machten heeft overwonnen (2,15) en verzoend (1,20).


Lit. Gevangenschapsbrieven en commentaren. - L. Cerfaux, L'influence des 'Mystères' sur les épîtres de S. Paul aux Colossiens et aux Éphésiens (Sacra Pagina 2, Paris/Gembloux 1959) 373-379. S. Lyonnet, L'étude du milieu littéraire et l'exégèse du NT: (4) Les adversaires de Paul à Colosse (Bb 37, 1956, 27-32). E. Schweizer, Zur Frage der Echtheit des Kolosser- und Epheserbriefes (ZNW 47, 1956, 287). E. Unger, Christus und der Kosmos: Exegetisch-religionsgeschichtliche Studie zu Kol 1,15ff (Diss. Wien 1953), G. Bornkamm, Die Hoffnung im Kolosserbrief - zugleich ein Beitrag zur Frage der Echtheit des Briefes (Festschr. Klostermann = TU 77, Berlin 1961, 56-64). J. Coutts, The Relationship of Ephesians and Colossians (NThSt 3, 1957/58, 201-207). O. A. Dilschneider, Christus Pantokrator (Berlin 1962). W. Barclay, The All-sufficient Christ (Philadelphia 1963). Comm. H.M. Casson (London 1960). H. Conzelmann (Göttingen 1981). C.F. Moule (Cambridge 1957). H. Ridderbos (Kampen 1960). J. Uitman (Nijkerk ²1964). [Bouwman]


Afkortingen Lijst van Namen