Damascusgeschrift (siglum meestal CD) is één der namen, die onder invloed van de duitse vakliteratuur gegeven werd aan een in het hebreeuws geschreven joods sectarisch geschrift, dat in 1896/97 gevonden is door S. Schechter in de geniza van de synagoge van de Karaïten te Kaïro. De ontdekker bracht de manuscripten naar Cambridge, waar ze nog steeds bewaard worden, en publiceerde de tekst van het D. in 1910 onder de titel 'Fragments of a Zadokite Work'. Er wordt in de tekst nl. gesproken over de Zadokieten als over het uitverkoren en voor de messiaanse tijd bestemde Israël. Daar de tekst de indruk wekt dat de secte is uitgeweken naar Damascus - welke plaats daarmee ook bedoeld kan zijn in de geheimtaal van de apocalyptici - is men gaan spreken van het D.
De door Schechter gepubliceerde tekst gaat terug op twee middeleeuwse handschriften, die gedeeltelijk doubleren. Men dateert deze manuscripten gewoonlijk in de 12e eeuw, maar uit de vondsten bij de Dode Zee is gebleken, dat zij teruggaan op een veel oudere tijd. In de bibliotheek van Qumran moeten minstens zeven kopieën aanwezig zijn geweest, zoals uit de gevonden fragmenten blijkt. Uit de tekst van kol 1 zou men kunnen opmaken dat de secte waaruit het D. stamt is ontstaan in 196 vC en dat sedert 176 een dominerende rol wordt gespeeld door de 'rechtvaardige leraar'. Het heet daar (1,6-11): 'En in de tijd van de toorn - 390 jaar nadat Hij hen uitgeleverd had aan de macht van Nebukadnesar, de koning van Babylon - zocht Hij hen op en liet Hij uit Israël en Aäron een loot van Zijn planting uitspruiten... Toen zagen zij hun ongerechtigheid in en beseften dat zij zondige mensen waren. Niettemin bleven zij nog 20 jaar lang als blinden naar de weg tasten. Ten laatste ...deed Hij voor hen opstaan een rechtvaardige leraar om hen te leiden. ..' De getallen zijn ontleend aan Ez 4,5v, maar desondanks kunnen zij wel enig houvast geven voor een chronologische bepaling, daar in het algemeen de 2e eeuw vC rijp bleek voor het ontstaan van secten als die der Essenen en daarmee verwante.
De inhoud van het D. vertoont grote overeenstemming en kleine verschillen met de bij Qumran gevonden 'Gedragsregels'. In beide teksten worden in losse samenhang regels gegeven voor hen die toegetreden zijn tot de gemeenschap, met de bedoeling zich rigoristisch te onderwerpen aan de wet van Mozes. Achtereenvolgens wordt gesproken over de zonden van Israël in het verleden en het heden en het nieuwe begin dat God met een heilige rest wil maken. Degenen, die ontrouw worden aan de beginselen van de secte worden met straffen bedreigd en ook de rechtspraak - door de leden binnen eigen kring uitgeoefend - wordt geregeld. Er zijn voorschriften met betrekking tot de cultische reinheid, de sabbat en de omgang met de heidenen. Ook de verdeling der functies en financiële kwesties worden geregeld. Er wordt gesproken over het afleggen van de eed en over de kalender. Vooral het laatste is van groot belang, daar blijkt hoe men zich wilde houden aan de opvattingen, die het boek der Jubileeën hierover heeft. Deze konden leiden tot een scherp conflict met de priesterschap in Jeruzalem.
Terwijl de chronologische volgorde van het D. en
van de Gedragsregels een omstreden kwestie bleef,
werd algemeen erkend hoezeer de inhoud van het D.
door de context van de handschriften van de Dode
Zee is verhelderd.
Lit. Uitgave: L. Rost, Die Damaskusschrift (Berlin 1933).
Fascimile: S. Zeitlin, The Zadokite Fragments. Facsimile of
the Mss. in the Cairo Genizah Collection in the Possession of
the University Library, Cambridge England. With an introduction.
JQR Monograph Series 1 (Philadelphia 1952). Vertaling
met commentaar: A. S. van der Woude, Die messianischen
Vorstellungen der Gemeinde von Qumran (Assen
1957) 8-74, H. A. Brongers, De Gedragsregels der Qoemraangemeente
(Amsterdam 1958) 21-58. Voorts: L. Ginzberg, Eine
unbekannte jüdische Sekte (New York 1922). H. H. Rowley,
The Zadokite Fragments and the Dead Sea Scrolls (Oxford
1952). L. Rost, Zur Struktur der Gemeinde des Neuen Bundes
im Lande Damaskus (VT 9, 1959, 393-398). R. North, The
Damascus of Qumran Geography (PEQ 87, 1955, 34-68). E.
Wiesenberg, Chronological Data in the Zadokite Fragments
(VT 5, 1955, 284-308). P. Wemberg-Møller, Some Passages
in the 'Zadokite' Fragments and their Parallels in the Manual
of Discipline (JSS 1, 1956, 110-128). A. Jaubert, 'Le pays de
Damas' (RB 65, 1958, 214-248). O. J. Schwarz, Der erste Teil
der Damaskusschrift und das N.T. (Diest 1965; vgl. Bb 48,
1967, 320-323).
[Beek]