Eutychianisme, heretische lering die uitmondde in
het monofysitisme; aldus genoemd naar de stichter
Eutyches (ca. 378-454). Deze was archimandriet
te Constantinopel, die zich fel verzette tegen de leer
van Nestorius en daarbij in de tegengestelde dwaling
verviel. Volgens Eutyches, die beweerde slechts
de leer van Cyrillus van Alexandrië te volgen, was
de menselijke natuur van Christus consubstantieel
met de onze en waren er twee naturen vóór en één
na de vereniging in de mens geworden Christus.
Door dergelijke stellingen gaf Eutyches aanleiding
tot het ontstaan van het monofysitisme. Eusebius
van Dorylaeum klaagde hem aan (448), waarop hij
door Flavianus, aartsbisschop van Constantinopel,
op grond van de uitspraak van een synode werd
afgezet. Eutyches wist echter steun van het hof te
verkrijgen, waarna de zogenaamde Roverssynode
van Ephese (449) hem vrijsprak. Een beroep op
paus Leo had voor hem een ongunstige uitslag, daar
de Tomus of Epistola dogmatica, die de paus aan
Flavianus zond, Eutyches' leer verwierp. Dit document
had ook groot gezag op het concilie van
Chalcedon (451), waar het e. werd veroordeeld en
speelde naderhand tijdens de
monofysitische controverses
een rol. Eutyches werd definitief afgezet
en verbannen.
Lit. M. Jugie (DTC 5, 1582-1609). Van Roey (DHG 16, 9597).
E. Schwartz, Der Prozess des Eutyches (Sitzungsb. Bayer.
Akad. Wiss., Philol.-hist. Abt. Heft 5; München 1929). A.
Griflmeyer/H. Bacht, Das Konzil von Chalkedon, Geschichte
und Gegenwart 1-3 (Würzburg 1951-1954).
[Bartelink]