Midrasj, afgeleid van de stam dāraš = onderzoeken,
is een term die een enkele maal in het OT voorkomt
(2Kr 13,22 en 24,27) en later gebruikt wordt voor
een omvangrijke literatuur waarin de tekst van de hebreeuwse
bijbel wordt uitgelegd. Men neemt aan dat
ook binnen de gecanoniseerde tekst van de torah
reeds M. te vinden is. De verschillende toelichtingen
die Ex 20 en Dt 5 geven bij het sabbatsgebod kan
men M. noemen. De bloei van deze literatuur begint
in de eerste eeuwen nC en duurt voort tot de
12e en 13e eeuw. De bedoeling van de exegeten is
niet alleen het vaststellen van een woordelijke betekenis
van de bijbeltekst (de pešat), maar ook het
scheppen van een predikende en actualiserende commentaar.
Men had zich daarvoor te houden aan een
aantal hermeneutische regels, maar deze waren niet
zo streng of zij lieten ruimte voor het invoegen van
anecdotes, die aan grote gedeelten van de M. een
aggadisch karakter geven. De taal van de laatste is
gewoonlijk aramees. Onder M. rabbah verstaat men
de commentaren op de vijf boeken van de torah en
op de vijf boekrollen (megillōt) Est, Hl, Rt, Kl en
Pr. Maar de literatuur van de M. omvat veel meer
en is ook terug te vinden in de Talmud en de
Tosefta. Het staat vast dat een aantal boeken met
M.-literatuur verloren is gegaan.
Lit. Engelse vertaling: H. Freedman/M. Simon, Midrash Rabbah,
translated into English with Notes, Glossary and Indices,
1-103 (London 1961). - H. L. Strack, Einleitung in Talmud
und Midras (München 1921 = 1930). I. H. Seeligmann, Voraussetzungen
der Midraschexegese (VTS 1, 1953, 150-181). G.
Vermès, Scripture and Tradition in Judaism (Leiden 1961).
[Beek]