Athos (Ἄθως), berg op het uiteinde van de meest
oostelijke landtong van Chalcidice, welke landtong,
oorspronkelijk Acte geheten, in later tijd doorgaans
ook in haar geheel A. werd genoemd.
De landtong, die met het vasteland slechts
door een 2 km brede landengte verbonden is, heeft
een lengte van ruim 45 km en een breedte van 5 à 10
km; totale oppervlakte 321 km². Zij bestaat vrijwel
geheel uit een rijk beboste bergrug, die in het zuiden
in de 2033 m hoge A.-top eindigt. De A. is vooral
bekend geworden door de schipbreuk die de perzische
vloot onder Mardonius
in 492 vC voor zijn kust
leed en door het kanaal dat
Xerxes in 482 door de
landengte liet graven. Eenzelfde lot als Mardonius
viel in 411 vC een spartaanse vloot onder Epicles
ten deel. De belangrijkste steden op A. waren Dion,
Acrothoi, Olophyxus en Cleonae.
In de byzantijnse tijd, vermoedelijk niet vóór de 9e
en 10e eeuw, ontstonden de talrijke A.-kloosters,
waar duizenden kostbare oude handschriften bewaard zijn gebleven.
Lit. F. Oberhummer (PRE 2, 2066-2069). [Nuchelmans]