Minturnae, Ausonische stad juist ten zuiden van
Latium in de buurt van de monding
van de Liris. Het lag in een ongezonde
en moerassige streek. In 295 v.Chr. werd het een romeinse kolonie,
later een augusteïsche kolonie van de 1e regio
met als zeehaven portus Lirensis.
Er was een tempel en cultus van de godin
Marica die met Venus of Diana gelijkgesteld werd,
soms met Circe.
Marius
vond hier een toevluchtsoord.
De via Appia vormt de decumanus (hoofdstraat) van Minturnae bij mijlpaal 97 en overbrugt de Liris met de pons Tiretius. Cicero was zoals blijkt uit zijn brieven, vaak in Minturnae. Uitgebreide opgravingen hebben het Forum, een theater, enkele tempels, kalkstenen altaren met inscripties en een aquaduct blootgelegd.
De naam M. is niet verklaard, maar het suffix -turn komt in Campania
vaak voor. Inslagen van bliksem en een grote brand in 191 v.
Chr. zijn in de archeologische resten te herkennen.
Lit. Forbiger HB der alt. Geogr. 3,472. Nissen
Italienische Landeskunde 2,662ev.
L. R. Taylor, The Voting Districts of the Rom. Republic,
1960, 182v.