Motya (Μοτύα, Μοτύη, carthaagse nederzetting op
de uiterste westpunt van Sicilië, gelegen op een klein
eiland (thans San Pantaleo) dat door een dam met
het vasteland verbonden was. In de 6e en 5e eeuw
vC was M. - met Panormus en Solus - een van
de drie grote militaire en commerciële steunpunten
van de Carthagers op Sicilië. In 397 vC werd het
door Dionysius I
van Syracuse veroverd en verwoest,
in het volgende jaar door de Carthagers heroverd,
maar als vesting opgegeven en vervangen
door het 8 km zuidwaarts gelegen Lilybaeum.
Omdat M. later nauwelijks meer bewoond geweest
is, konden de opgravingen van J. I. S. Whitaker
(1906vv) en van een expeditie van de Universiteit
van Oxford (1955vv) belangrijke resten van de oorspronkelijke
punische bouw- en vestingwerken aan
het licht brengen.
Lit. K. Ziegler (PRE 16, 387-407). V. Tusa (EAA 5, 249v).
- J. I. S. Whitaker, M., a Phoenician Colony in Sicily (London
1921). B. S. J. Isserlin e.a., M. 1955. Report of the 1955
trial excavations at M. (Papers of the British School at Rome
26, 1958, 1-29). B.S.Isserlin/J. du Plat Taylor edd., Motya. A Phoenician
and Carthaginian city in Sicily. A report of the excavations undertaken
during the years 1961-1965 (Leiden 1974). I. Brancoli/A. Ciasca
e.a. Mozia. Rapporto preliminare della Missione archeologica 1-9
(Rome 1964-1978). [Nuchelmans]