Dionysius (Διονύσιος), veel voorkomende griekse eigennaam. Vermelding verdienen:
(1) Dionysius I,
tiran van Syracuse van 405 tot 367.
Geboren ca. 430, werd hij in 407 partijganger van de
oligarch Hermocrates, wiens dochter hij huwde.
Na de verovering (406) van Acragas door de
Carthagers
beschuldigde hij als secretaris van de
strategen zijn superieuren van onbekwaamheid en
verraad. Daarom werden zij afgezet en in hun plaats
werden vijf andere benoemd, waaronder D. Vervolgens
belasterde hij zyn collega's en noemde hen
corrupt; ook zij werden uit hun ambt ontzet.
Zodoende bleef D. alleen over en werd tot στρατηγὸς
αὐτόκρατωρ benoemd - een ambt te vergelijken met
de dictator in Rome -, waardoor hij een constitutioneel
tiran werd.
Door confiscatie van de bezittingen der oligarchen wist hij zich te verzekeren van de steun van het volk. Nadat hij bij Gela door de Carthagers was verslagen (405), kwamen de aristocraten te Syracuse tegen hem in opstand. Door een snel optreden wist hij evenwel zijn vijanden te liquideren. Inmiddels hadden de Carthagers Gela en Camarina ingenomen en sloegen het beleg voor Syracuse; het werden echter door een besmettelijke ziekte getroffen en kwamen met de tiran tot een vergelijk, dat bijzonder smadelijk uitviel voor D.: Carthago's machtsgebied op Sicilië moest worden erkend, de hegemonie van Syracuse over de omliggende steden opgegeven. Daarmee begon de onverzoenlijke strijd tegen de Carthagers die D. zijn verdere leven heeft gevoerd.
Nadat D. het eiland Ortygia tot een sterke vesting had omgebouwd, begon hij de omliggende steden als Naxos, Catana en Leontini te onderwerpen en de bevolking over te plaatsen naar Syracuse, dat ommuurd werd en met ingenieuze fortificaties versterkt. Door hoge belastingen te heffen bekostigde hij bovendien een geweldige strijdmacht, een vloot en belegeringstuig. Toen rukte hij het gebied der Carthagers binnen. Aanvankelijk had hij succes: hij slaagde erin het eiland Motya te veroveren (398), doch het volgende jaar reeds werd hij door de carthaagse tegenaanval van Himilco naar Syracuse teruggedrongen. Opnieuw werden de vijanden door een ziekte gedecimeerd en door de tiran verslagen en verjaagd. Het gezag van D., dat een gevoelige klap had gekregen, werd hersteld in de siciliotische en inheemse steden. In 392 werd een carthaagse legermacht onder Mago verslagen en kwam een verdrag tot stand.
D. richtte vervolgens zijn aandacht op Zuid-Italië. Verbonden met Locri en de lucaanse stammen bevocht hij bij de Elleporus (387) een overwinning op een bond van italiotische steden. In het jaar daarop nam hij na een maandenlang beleg Rhegium. De tiran was nu op het hoogtepunt van zijn macht. Een groot deel van Magna Graecia behoorde hem toe of was met hem verbonden.
Opnieuw raakte D. echter in oorlog met Carthago (382). Na aanvankelijke successen werd hij verpletterend verslagen bij Cronium (ca. 375). De vredesvoorwaarden waren smadelijk: Himera en Selinus werden definitief carthaags, de Halycus werd grensrivier tussen de twee machten en de tiran moest een zware schatting betalen. Kort voor zijn dood brak opnieuw de oorlog uit. De veldtocht liep vast bij Lilybaeum. Zijn dood maakte een eind aan de vijandelijkheden.
In Hellas gold de sympathie van D. de Spartanen, die hij herhaaldelijk heeft gesteund. Daarnaast werd hij ook te Athene geëerd als de ἄρχων τῆς Σικελίας. D. heeft zich ook met het schrijven van dithyrambische poëzie en tragedies beziggehouden. De eerste prijs bij de atheense Lenaeën voor zijn tragedie Ἑκτορος λύτρα (De vrijkoping van Hector) is wellicht meer om politieke redenen dan om artistieke kwaliteiten toegekend.
Naast een energiek organisator en een knap strateeg
was D. een meedogenloos tiran zonder scrupules.
Zijn talrijke, vruchteloze oorlogen hebben een stempel
op zijn regime gedrukt en Syracuse meermalen
op de rand van een bankroet gebracht.
Lit. Diodorus Siculus, boeken 13-15. - B. Niese (PRE 5, 882
903).
- K. F. Stroheker, D. I. Gestalt und Geschichte des
Tyrannen von Syrakus (Wiesbaden 1958). H. Berve, Die
Tyrannis bei den Griechen (München 1967) 222vv, 737vv.
(2) Dionysius II
volgde in 367 vC op dertigjarige leeftijd zijn
vader D. I op als tiran van Syracuse. Hij had een
slap en bandeloos karakter, was onervaren in de
politiek en ongeschikt tot regeren; hij had meer
belangstelling voor literatuur en filosofie, vooral die
van de Pythagoreeërs. Zijn eerste daad was de oorlog
met Carthago te beëindigen. Zijn oom Dio
trachtte een gunstige invloed op zijn bestuur uit te
oefenen; hij liet Plato naar Syracuse komen en probeerde
van D. een constitutioneel monarch te maken
en de staatsideeën van Plato te verwezenlijken.
Door de tegenpartij aan het hof verdacht gemaakt,
werd hij echter door D. verbannen (366), maar een
decennium later (357) keerde Dio met een troepenmacht
terug en wierp de tyrannis omver. D. vluchtte
naar Zuid-Italië. Vandaar keerde hij, steunend
op huurlingen, terug nadat Dio in 354 vC vermoord
was. Even gelukte het D. nog de troon te bezetten
in zijn vaderstad (347-345), maar hij werd door
Syracusanen onder Hicetas van Leontini op Ortygia,
zijn burcht, ingesloten en belegerd. Tenslotte gaf D.
zich over aan Timoleon
(344), die hem naar Corinthe
zond, waar hij zijn laatste levensjaren als
ambteloos burger doorbracht.
Lit. Diodorus Siculus, boeken 15 en 16. Plato, brieven 3, 7
en 8. Plutarchus' biografie van Dio. - B. Niese (PRE 5, 904
908).
- H. Berve, Die Tyrannis bei den Griechen (München
1967) 260vv; 657vv. [J. A. de Waele]