Dio (Δίων) van Syracuse (ca. 410-354), zoon van Hipparinus, zwager en later schoonzoon van de syracusaanse tiran Dionysius I. Bij Plato's eerste verblijf te Syracuse (388) werd D. diens geestdriftige bewonderaar, hetgeen hij zijn hele leven bleef. Toen Dionysius I in 367 door zijn zoon (Dionysius II) opgevolgd was, trachtte D. een gunstige invloed op het bestuur van de jonge tiran uit te oefenen. Daartoe nodigde hij Plato uit ten tweeden male naar Syracuse te komen om daar zijn staatkundige denkbeelden in praktijk te brengen. Het experiment mislukte: D. werd verbannen (366), Plato verliet Syracuse.
Tijdens zijn negenjarige ballingschap bezocht D.
Athene, Sparta en vele andere steden. In 360 vernam
hij te Olympia van Plato, die juist van zijn
derde verblijf te Syracuse (361-360) was teruggekeerd,
dat hij van Dionysius II niets meer te verwachten
had. D. besloot toen met geweld naar zijn
vaderstad terug te keren en slaagde er inderdaad in
met behulp van een klein huurleger Syracuse te
bezetten (herfst 357); de bevolking begroette hem
als bevrijder. Dionysius II bood nog tot eind 355
weerstand op het eilandje Ortygia, maar zocht tenslotte
zijn toevlucht in Locri. D. overleefde zijn
succes slechts kort. Spoedig moest hij zich, om zijn
tegenstanders de baas te blijven, zelf als een tiran
gaan gedragen. In 354 werd hij ter dood gebracht
op bevel van zijn vermeende vriend Callippus.