Pindus (Πίνδος), het vrijwel ontoegankelijke noordgriekse
kalkgebergte dat Thessalië van Epirus
scheidt. De P. in ruimste zin strekt zich over een
lengte van ca. 200 km uit van de huidige albanese
grens in het noorden tot aan Aetolië
in het zuiden.
De verschillende delen van het gebergte hadden in de oudheid, evenals tegenwoordig, afzonderlijke namen, maar deze zijn vaak moeilijk te identificeren. De hoogste top van de P., de Tymphe (thans Smolikas) in het uiterste noorden, ligt 2637 m boven de zeespiegel, vele andere toppen reiken tot ver boven de 2000 m.
De ontoegankelijkheid van de P. wordt vooral veroorzaakt
door de ontelbare kronkelende dalen met
steile wanden, waardoor passen vrijwel ontbreken.
Zowel in de oudheid als tegenwoordig benut men
praktisch uitsluitend de Zygos- of Metsovon-pas (ca.
1600 m) op de route van Tricca (Trikkala) in Thessalië
naar Dodona (ten zuiden van het moderne
Jannina) in Epirus.
Lit. E. Oberhummer (PRE 20, 1700-1704). Philippson/Kirsten
2, 131-201. - A. Philippson, Thessalien und Epirus. Reisen
und Forschungen im nördlichen Griechenland (Berlin 1897).
- [Nuchelmans]