Ignatius, bisschop van Antiochië (waarschijnlijk gestorven
ca. 110: volgens Eusebius onder
Traianus,
volgens sommige moderne geleerden onder
Hadrianus),
schreef tijdens zijn reis naar Rome, waar hij
als martelaar voor de wilde dieren werd geworpen,
zeven brieven: te Smyrna aan de gemeenten van
Ephese, Magnesia en Tralles (om hen te danken voor
het zenden van gezanten), aan die te Rome (om niet
voor hem te interveniëren), en te Troas aan de gemeenten
van Philadelphia, Smyrna en aan Polycarpus,
bisschop van Smyma. De brieven, in een
zeer persoonlijke, hartstochtelijke en krachtige stijl
geschreven, geven blijk van een groot verlangen
naar het martelaarschap en van een mystieke liefde
tot Christus. I. accentueert de betekenis van de eenheid
in de gemeente tegenover joodsgezinde schismatici
en docetische haeretici, in aansluiting aan de
plaatselijke hiërarchie, bestaande uit bisschop, presbyters
en diakens. Bij I. is voor het eerst duidelijk
sprake van het monarchisch episcopaat. In de 4e
eeuw werden de brieven geïnterpoleerd en werden
er zes andere aan toegevoegd.
Lit. Uitgaven: I. B. Lightfoot, The Apostolic Fathers 2 (London
1883-1889). W. Bauer, Die Briefe des Ign. von Antiochien
und der Polykarpbrief (Tübingen 1920). K. Bihlmeyer,
Die apostolischen Väter, Neubearbeitung der Funkschen
Ausgabe (Tübingen 1956). P. Th. Camelot, Ignace d'Antioche,
Lettres (Sources Chrétiennes 10; Paris ³1958). J. A. Fischer,
Die apostolischen Väter (Darmstadt 1961). - M. Rackl, Die
Christologie des hl. I. von Antiochien (Freiburg 1914). H.
Schlier, Religionsgesch. Untersuchungen zu den I.-briefen
(Giessen 1929). Ch. Maurer, I. von Antiochien und das
Joannesevangelium (Zürich 1949).
[Bartelink]