Pherecydes (Φερεκύδης), naam van twee griekse schrijvers.
(1) Pherecydes van Syrus (midden 6e eeuw vC), een van de
oudste griekse proza-auteurs. Hij schreef een werk
over kosmogonie, Ἑπτάμυψηος, (De zeven hoeken) getiteld.
Hierin beschreef hij, in de vorm van een allegorie,
het ontstaan van de wereld uit drie oergodheden:
Zas (Zeus, oppergod en hemel), Chronos
(Tijd) en Chthonie (Aarde); uit Chronos sproten
vuur, lucht en water, waaruit vervolgens de overige
goden ontstaan zouden zijn in de hoeken waarnaar
het werk is genoemd.
Lit. Testimonia en fragmenten in: H. Diels/W. Kranz, Die
Fragmente der Vorsokratiker 111 (Zürich 1964) no. 7. - K.
ven Fritz (PRE 19, 2025-2033). - M. L. West, Three Presocratie
Cosmologies (Classical Quarterly 13, 1963, 154-176).
[Nuchelmans]
(2) Pherecydes, griekse geschiedschrijver, afkomstig van of
geïmmigreerd in Athene, waar hij in de eerste helft
van de 5e eeuw vC, in ionisch dialect, een werk
schreef over de mythische periode van de griekse
geschiedenis (Ἱστορίαι
of Γενεηλογίαι). De bouw
van het werk, dat door alexandrijnse geleerden in 10
boeken werd ingedeeld, is niet meer te achterhalen.
P. volgde wellicht geen vast genealogisch systeem,
maar groepeerde de stof rond stemmata van heroën.
Fragment 2, met de stamboom van de Philaïden,
waarin als laatste Miltiades wordt vermeld, toont
aan dat P. tot zijn eigen tijd afdaalde. Te oordelen
naar woordelijke fragmenten had hij een onopgesmukte
stijl, met doorlopend gebruik van het praesens
in de verhalen (bv. in de geschiedenis van
Perseus,
fr. 10-12). Zijn werk, waarin geen spoor van
rationalistische kritiek op de mythen te vinden is,
werd veelvuldig gebruikt door grammatici, scholiasten
en dichters als Callimachus en Apollonius
Rhodius.
Lit. Fragmenten bij F. Jacoby, Die Fragmente der griechischen
Historiker 1A (Leiden ²1957 = 1968) no. 3, met
commentaar in Ia (Leiden ²1957 = 1968). - R. Laqueur
(PRE 19, 1991-2025). - F. Jacoby, The First Athenian Prose
Writer (Mnemosyne 3, 13, 1947, 13-64 - Abhandlungen zur
griechischen Geschichtsschreibung, Leiden 1956, 100-143). A.
Uhl, Pherekydes von Athen. Grundriss und Einheit des Werkes
(Diss. München 1963). K. von Fritz, Die griechische
Geschichtsschreibung 1, Anmerkungen (Berlin 1967) 59-69.
[Verdin]