Zeno (Ζήνων) van Caunus in Carië, beheerder van de δωρέα (het leengoed) van Apollonius, de διοικητής (minister) van Ptolemaeus II Philadelphus te Philadelphia in het Faijûm. Zijn archief werd ter plaatse ontdekt door sebäch-gravers in 1915 of kort vóór de oorlog van 1914 en door verkoop in alle richtingen verspreid voordat de Egyptische Oudheidkundige Dienst een zekere hoeveelheid van de oorkonden aan de enige rechthebbende, het Museum te Kairo, kon toevertrouwen. Behalve hier kwamen van de meer dan tweeduizend stukken de belangrijkste verzamelingen terecht in het British Museum, te Florence, Ann Arbor (University of Michigan) en New York (Columbia University).
Aanvankelijk was Z. van ca. 260 tot 256 vC zaakwaarnemer van Apollonius en verbleef te Alexandrië of ondernam voor hem handelsreizen in Syrië en Palestina. In de lente van dit laatste jaar aanvaardde hij het nieuwe ambt en vestigde zich te Philadelphia ter vervanging van Panakestor, die door Apollonius ontslagen was. Bij de dood van Philadelhus in 246 werd waarschijnlijk aan de minister zijn leengoed van 2.756 ha ontnomen door Euergetes I en wij vernemen niets meer over hem. Z. beheerde nu te Philadelphia een eigen groot domein; de laatste vermelding van hem in de bronnen komt naar het schijnt nog in het 18e regeringsjaar van Euergetes voor.
Het Z.-archief bevat een schat van inlichtingen over
de manier waarop de Grieken de landbouw ontwikkeld
en de exploitatie van het land verzekerd hebben:
ontginnen van nieuwe ronden en irrigatiewerken,
invoer op grote schaal van wijnbouw en vlasteelt
en van vreemde soorten van graangewassen,
aanleg van boomgaarden met vijgebomen, notelaars,
perzik- en abrikozebomen, palm-, granaatappel-
en olijfbomen. Deze zijn omgeven, zoals de
wijngaarden, met naaldbomen. Geweldige uitbreiding
van de veestapel, waarbij ook varkens, geiten
en het nieuw ingevoerde milesische schaap. Z. heeft
niet alleen de documenten betreffende de 'doorea' en
zijn voormalige en latere bedrijvigheid bij ehouden
maar ook allerlei briefwisseling, persoonlijke notities
en het klad van zijn eigen brieven. Op die manier
krijgen wij een rijk beeld van zijn persoonlijkheid,
van zijn betrekkingen tot de Grieken uit zijn
omgeving en zijn landgenoten uit Klein-Azië. Hierin
echter zijn helaas de gegevens niet verwerkt van de
demotische papyri, waarvan een deel uitgegeven is
door W. Spiegelberg (Demotische Studien 8, Leipzig
1929).
Lit. Claire Préaux, Les Grecs en Egypte d'après les archives de
Zénon (Coll. Lebègue, Bruxelles 1947 .- C. Orrieux, Les papyrus
de Zénon (Paris 1984).
[Vergote]