Amfora of amfoor (ἀμφορεύς <
ἀμφιορεύς,
letterlijk 'aan beide zijden van een drager voorzien'),
naam van een groot type aarden kruik, gewoonlijk
30 à 50 cm, maar soms wel 1,50 m hoog, met twee
oren vanaf de mond of de meestal nauwe hals
(hals-a.) naar het buikige lichaam; als hals en
lichaam zonder duideiijke grens in elkaar overlopen,
spreekt men van een buik-a. Zie afbeeldingen
s.v. lecythus. A.en dienden om voorraden te bewaren
(wijn, olie, honing, peulvruchten, graan, zoute
vis e.d.) en ook als publieke urinoirs op de hoeken
van de straten. De zg. panathenaeïsche a.en, gevuld
met olie van de heilige olijven, werden bij de
panathenaeën als prijs uitgereikt:
op de voorzijde was de godin
Athene,
op de achterzijde een sportscène
afgebeeld. De a. heeft een smalle of geen voet;
in het laatste geval werd ze in de grond of in een
standaard geplaatst. De mond werd afgesloten met
een deksel of met een stop van kurk, leem, pek of
gips. De vele teruggevonden rijk beschilderde exemplaren,
die ook als pronkstuk werden opgesteld,
geven ons een goede indruk van de prestaties en de
ontwikkeling van de schilderkunst in de Oudheid.
Het latijnse verkleinwoord ampulla duidde bij de
Romeinen een aarden, glazen of metalen kannetje
aan met één oor.
Bij de Romeinen is a. vanaf de keizertijd ook de
naam van een inhoudsmaat van 26,2 liter; als zodanig
verdrong hij de oudere term quadrantal (vierkante
voet) en werd onderverdeeld in 2 urnae, 8
congii, 48 sextarii, 96 heminae, 192 quartarii, 348
acetabula en 576 cyathi.