Erechtheum (Ἐρεχθεῖον), een van de voornaamste
heiligdommen van de atheense acropolis, genoemd
naar de legendarische koning
Erechtheus.
De tussen 421 en 406 uit pentelisch
marmer in ionische stijl opgetrokken tempel, waarvan
nog indrukwekkende resten overeind staan en die
in de laatste decennia voor een deel gerestaureerd is,
moest een aantal op de noordrand van de acropolis
gelegen cultusplaatsen binnen zijn muren verenigen
en heeft daaraan zijn grillige vorm te danken; bovendien
was het niveau van het tempelterrein zeer
ongelijk: de westzijde van het gebouw ligt ruim drie
meter lager dan de oostkant. Architect was
Philocles.
Het Erechtheum bestaat uit drie delen:
1. Het hoofdgebouw wordt gevormd door de eigenlijke
tempel (11,6 x 22,8 m), die aan de oostzijde
vóór de ingang een front van zes ionische zuilen
heeft; de zijwanden zijn vlak en gesloten, de hoge
achterwand - 3 m hoger dan het front! - bestaat uit
een muur die in zijn bovenste helft grote ramen en
vier ingebouwde zuilen vertoont. Dit hoofdgebouw
bevatte in de oudheid twee cellae, de oostelijke met
het oeroude houten cultusbeeld van Athene Polias,
daarachter (3 m lager) de aan Erechtheus en Poseidon
gewijde ruimte.
2. Aan het westelijke uiteinde van de noordzijde bevindt
zich op het lage niveau een aangebouwde
zuilenhal, de z.g. noordhal (10 x 6,5 m), die toegang
geeft tot de westelijke cella en waarin de spleet werd
getoond die Poseidon met zijn drietand in de rots
had geslagen.
Deze noordhal geeft ook toegang tot
het z.g. Pandroseum, een ten westen van het E.
gelegen heilig domein ter ere van Cecrops' dochter
Pandrosus, waarin zich o.a. een Zeus-altaar, de
heilige olijf van Athene en het graf van Cecrops
bevonden.
3. Aan het westelijke uiteinde van de zuidzijde is op
het hoge niveau de z.g. Karyatiden-hal aangebouwd,
waarvan de zes zuilen zijn vervangen door 2,30 m
hoge vrouwenfiguren wier hoofd als kapiteel dient.
Langs de bovenrand van de gehele buitenmuur van
het E., dat een van de fraaiste specimina van de
ionische bouwstijl is, liep een 62 cm hoge fries van
blauw marmer uit Eleusis, waarin witmarmeren
reliëfs waren vastgehecht.
In de turkse tijd diende het E. achtereenvolgens als
harem en als kruitmagazijn. In 1645 werd het gebouw
door blikseminslag vernield.
Lit. G. Stevens e.a., The E. (Cambridge Mass. 1927). W.
Dörpfeld/H. Schleif, Erechtheion (Berlin 1942). N. Kontoleon,
Τὸ Ἐρεχθεῖον (Athene 1949). H. Berve/G. Gruber/M. Humer,
Griechische Tempel und Heiligtümer (München 1961) 182-186.
[Nuchelmans]