Propylaeën (τὰ Προπύλαια, latijn Propylaea, letterlijk 'De (gebouwen) vóór de poort'), in de griekse bouwkunst een monumentaal poortgebouw dat toegang geeft tot een heilig domein.
De P. bij uitstek zijn die aan de westzijde van de
atheense Acropolis. Deze werden van
437 tot 432 vC gebouwd ter vervanging van een
propylon uit de tijd van
Pisistratus (6e eeuw vC);
de architect was Mnesicles. Het uit pentelisch
marmer opgetrokken complex, waarvan nog grote
delen overeind staan resp. gerestaureerd zijn, bestaat
uit een centrale partij (13 m breed, 25 m diep:
het eigenlijke poortgebouw met een west- en een
1,4 m hoger gelegen oosthal) en twee vleugels,
waardoor aan de westzijde een soort voorhof
gevormd wordt. De middenpartij heeft drie doorgangen,
waarvan de middelste langzaam oploopt
zonder treden, om wagens, ruiters en offerdieren
de toegang mogelijk te maken.
De noordelijke vleugel
is de z.g. Pinacotheek (10,75 x 9 m), aldus genoemd
omdat daarin schilderingen, πίνακες, werden
opgesteld; aan de zuidzijde werd slechts een klein
deel van een aldaar ontworpen hal voltooid.
Aan de buitenzijde van de P. domineert de dorische
bouworde; in de westhal van de middenpartij wordt
het cassettenplafond geschraagd door ruim 10 m
hoge ionische zuilen.
In de 12e eeuw werd het tot dan toe gaaf gebleven
gebouw aartsbisschoppelijk paleis, later woonde er
de turkse gouverneur van Athene. Op de zuidelijke
vleugel verrees ca. 1400 een vierkante toren, op de
middenpartij in de turkse tijd een koepel. Ca. 1650
werd een deel van de P., waarin zich toen een kruitmagazijn
bevond, door blikseminslag verwoest; latere
verbouwingen richtten verdere vernielingen
aan. De restauratie begon in 1875, toen Schliemann
de toren liet slopen, en werd voortgezet in
1909 en van 1915 tot 1917 onder leiding van
Balanos.
Lit. L. Guerrini (EAA 5, 128-131 s.v. Mnesikles). M. Wegner
(EAA 6, 488-492). - G. P. Stevens, The Periclean Entrance
Court of the Acropolis (Hesperia 5, 1936, 443-520). H. Bervel
G. Gruber/M. Hirmer, Griechische Tempel und Heiligtümer
(München 1961) 175-179. [Nuchelmans]