Die reis zou de noodlottigste worden die hij ooit ondernomen had. Toen hij
namelijk bij de river de Euenus gekomen was, zag hij de Centaur Nessus, die
tegen vergoeding de reizigers over de brede stroom placht te dragen. Heracles
zelf had zijn diensten niet nodig, maar Deïanira liet hij op de rug van de Centaur
naar de overkant brengen.
Onderweg waagde Nessus het, bekoord door de schoonheid van de jonge vrouw,
haar te strelen. Heracles die reeds de tegenoverliggende oever bereikt had, hoorde
het hulpgeroep van zijn vrouw en draaide zich om, bezon zich niet lang en schoot
een vergiftige pijl af op Nessus die juist bij de oever aangekomen was.
Deïanira had zich losgemaakt uit de armen van de getroffen Centaur en wilde
juist naar haar man snellen, toen de stervende haar terugriep en de valse woorden
sprak: "Luister goed, dochter van Oeneus! Omdat je de laatste bent die
ik gedragen heb, zal ik je een gunst bewijzen. Vang het bloed op dat uit mijn
dodelijke wonde stroomt. Zo je ooit bemerkt dat de liefde van je echtgenoot
vermindert, verf dan zijn gewaad er mee en nooit zal hij een andere vrouw liefhebben
dan jou alleen. Maar laat er geen zonlicht op vallen of vuurschijnsel."
Na het uitspreken van deze bedrieglijke raad blies Nessus de adem uit.
Ofschoon Deïanira niet aan de liefde van haar man twijfelde, volgde zij toch de
raad van de Centaur op en ving heimelijk het bloed op in een kruik die zij bij
zich droeg. Na nog enige avonturen bereikten zij het paleis van koning Ceyx in
Trachis, die een vriend was van Heracles en hen gastvrij ontving.